In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 juni 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om zijn broer onder curatele te stellen. De verzoeker, die in persoon procedeerde, stelde dat zijn broer, de gerekestreerde, lijdt aan een geestelijke stoornis, specifiek een schizofrenie stoornis van het paranoïde type, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Het verzoek werd ondersteund door verklaringen van familieleden, de behandelend geneesheer en de Sociaal Psychiatrische Dienst. De gerekestreerde gaf aan geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van zijn broer als curator.
Het gerecht oordeelde dat het verzoek tot ondercuratelestelling toewijsbaar was, gezien de geestelijke toestand van de gerekestreerde. De benoeming van de verzoeker tot curator werd als in het belang van de gerekestreerde beschouwd. Het gerecht bepaalde dat de curator binnen acht maanden een boedelbeschrijving moest indienen, waarin ook wijzigingen in de samenstelling van het vermogen moesten worden opgenomen.
Daarnaast werd er een machtiging verleend aan de curator om namens de gerekestreerde een hypotheekakte te ondertekenen voor een woning waarin de gerekestreerde mede gerechtigd is. De woning had een marktwaarde van Afl. 468.796,- en de hypotheek zou worden gebruikt voor het herfinancieren van een andere lening en het opknappen van de woning. Het gerecht concludeerde dat er geen bezwaren waren tegen de verlening van de machtiging en besloot het verzoek in te willigen. De beschikking werd gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter terechtzitting op 28 juni 2016.