ECLI:NL:OGEAA:2016:439

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
KG no. 1224 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de bescherming van natuurgebieden tegen hotelontwikkeling in Aruba

Op 7 juni 2016 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een kort geding aangespannen door de stichting Aruba Birdlife Conservation (ABC) tegen het Land Aruba. ABC wilde voorkomen dat er hotelvoorzieningen worden opgericht in het groengebied rond de Bulbaliplas, waar het Land optierechten had verleend aan projectontwikkelaars. ABC vorderde dat het Land werd verboden om de percelen in erfpacht uit te geven en dat het Land handhavende maatregelen zou nemen om verdere aantasting van de natuurlijke waarden te voorkomen. Het gerecht heeft de vordering van ABC toegewezen, oordelend dat de oprichting van hotels in strijd is met het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (ROP) dat in 2009 is vastgesteld. Dit plan wijst de percelen aan als 'groengebied', en het gerecht concludeerde dat het Land onrechtmatig handelt door activiteiten toe te staan die in strijd zijn met deze bestemming. Het gerecht legde het Land dwangsommen op voor elke overtreding van het verbod om de percelen in erfpacht uit te geven of om handhavend op te treden tegen strijdige activiteiten. Het vonnis werd uitgesproken door rechter W.C.E. Winfield en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 7 juni 2016
KG no. 1224 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
de stichting
Aruba Birdlife Conservation,
gevestigd in Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: ABC,
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
het Land Aruba,
zetelende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en A. Lumenier (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van ABC met producties, ingediend op 27 mei 2016;
- de producties, ingediend door het Land op 31 mei 2016;
- de aantekeningen van de griffier van de openbare terechtzitting die heeft plaatsgevonden op 1 juni 2016, waar namens partijen het woord is gevoerd door hun gemachtigden aan de hand van de door hen overgelegde pleitnota’s.
Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij landsbesluit van 7 mei 2009, no. 7, is voor een periode van tien jaar vastgesteld het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (hierna: ROP) als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkeling. Het ROP bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling in Aruba, alsmede de hoofdzaken van het te voeren ruimtelijk beleid. Het ROP bestaat uit een planbeschrijving, een plantoelichting en een planatlas met daarin de plankaarten.
2.2
Op de plankaarten, deel uitmakend van het ROP, is een deel van de rondom de zogeheten Bubaliplas gelegen gronden aangeduid als “groengebied”. Binnen dit als zodanig aangeduide gebied zijn onder meer gelegen de percelen met de kadastrale aanduiding Land Aruba, Eerste Afdeling, Sectie K, nrs. 4314, 4315 en 4316. Deze percelen zijn eigendom van het Land (domeingrond).
2.3
Het Land heeft met betrekking tot de percelen met de nrs. 4315 en 4316 optierechten verleend aan achtereenvolgens RBM Estates N.V. en Legends Construction & Development N.V. tot het verkrijgen van het recht van erfpacht op die percelen. De geldigheidsduur van deze optierechten is laatstelijk verlengd tot 18 januari 2016. Aan de optierechten is als voorwaarde verbonden dat op de in erfpacht uit te geven percelen hotelvoorzieningen worden opgericht en geëxploiteerd.
2.4
Op de percelen met de nrs. 4314 en 4315 is recentelijk (een deel van) de daar aanwezige begroeiing verwijderd, kennelijk met het oog op het bouwrijp maken van de grond.

3.DE VORDERING

3.1
ABC verzoekt het gerecht – kort gezegd – om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
 het Land te verbieden om op de percelen met de kadastrale aanduiding Land Aruba, Eerste Afdeling, Sectie K, nrs. 4314, 4315 en 4316, over te gaan tot het verrichten en/of doen verrichten van enige activiteit die strijdig is met de daaraan gegeven bestemming van beschermd (natuur)gebied, alsmede het Land te gebieden zodanige maatregelen te treffen dat anderen dat evenmin doen;
 het Land te verbieden om over te gaan het uitgeven in erfpacht van genoemde percelen, dan wel het op andere wijze in gebruik geven van die percelen dan wel te gedogen dat de zij door anderen in gebruik worden genomen;
een en ander onder oplegging van een dwangsom, kosten rechtens.
Tevens heeft ABC het gerecht verzocht om gedurende het kort geding een ordemaatregel te treffen.
3.2.
Het Land voert verweer en concludeert dat het gerecht ABC niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, dan wel de vordering zal afwijzen, kosten rechtens.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Land heeft in de eerste plaats betwist dat ABC een voldoende spoedeisend belang bij haar vordering heeft.
Het betoog van het Land faalt. ABC, die als statutaire doelstelling onder meer heeft het bevorderen van de bescherming van de Arubaanse avifauna, waaronder het behoud van biotopen, terreinen en habitats, wenst met haar vordering te voorkomen dat de in geding zijnde percelen hun karakter als voor met name vogels belangrijke habitat verliezen. In aanmerking genomen de kennelijk tot het bouwrijp maken van de gronden strekkende werkzaamheden die recentelijk op de percelen met de nrs. 4314 en 4315 hebben plaatsgevonden alsmede de mededeling ter zitting zijdens het Land dat, hoewel de optierechten inmiddels zijn verlopen, nog altijd de bereidheid bestaat de gronden aan de betrokken projectontwikkelaars in erfpacht uit te geven, heeft ABC een voldoende spoedeisend belang bij haar tot bescherming van de nog op de onderhavige percelen aanwezige natuurwaarden strekkende vordering. Het gerecht gaat in dit verband voorbij aan de zonder enig fundament door het Land ter zitting geponeerde stelling dat vanwege de aanhoudende droogte van de afgelopen maanden de vogels het betrokken gebied hebben verlaten, waardoor het zijn karakter als belangrijk habitat voor vogels heeft verloren.
4.2
Het Land heeft voorts betoogd dat ABC, voor zover haar vordering ertoe strekt dat het Land handhavend optreedt tegen activiteiten op de percelen die in strijd zijn met hetgeen uit het ROP voortvloeit, zich ten onrechte tot de burgerlijke rechter in kort geding heeft gewend. Zij dient zich ter zake op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tot de bestuursrechter te wenden, aldus het Land.
Ook dit betoog slaagt niet. Naar ter zitting door ABC nader is uiteengezet, is haar vordering op dit punt gebaseerd op het aan het Land toekomende eigendomsrecht op deze percelen en strekt zij ertoe dat het Land uit hoofde van dat eigendomsrecht handhavende maatregelen neemt tegen met het ROP strijdige activiteiten. Dergelijke, op het eigendomsrecht berustende, maatregelen zijn van privaatrechtelijke aard en zijn ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Lar niet aan te merken als beschikkingen waartegen een voorziening op grond van die landsverordening openstaat. Overigens heeft het Land ook niet duidelijk kunnen maken met welke bestuursrechtelijk handhavingsinstrument tegen de door ABC gestelde inbreuk op het ROP zou kunnen worden opgetreden.
4.3
Aan haar vordering heeft ABC – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat het Land jegens haar onrechtmatig handelt door in strijd met het in het ROP neergelegde ruimtelijke beleid toe te staan dat op de onderhavige percelen hotels worden opgericht.
4.4
Met betrekking tot de als “groengebied” aangeduide gronden is in de planbeschrijving van het ROP het volgende opgenomen (blz. 64 van de planbeschrijving).
“Het beleid in deze zones is gericht op het behoud van de aangegeven groengebieden (…) in combinatie met de mogelijkheden tot recreatief medegebruik. Door het aanbrengen van voet- en fietsroutes en andere routes kunnen de gebieden toegankelijk gemaakt worden zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de natuurlijke waarden die zij hebben. Tegelijkertijd wordt bebouwing, die de waarden in principe aantast, niet toegestaan met uitzondering van bebouwing die ten dienste staat van het recreatief medegebruik.”
4.5
In aanmerking genomen dat het van overheidswege gevoerde ruimtelijke beleid in belangrijke mate gestalte krijgt door middel van de uitgifte in erfpacht van domeingrond (waarbij in de erfpachtvoorwaarden krachtens artikel 3 van de Landsverordening uitgifte eigendommen voorschriften omtrent de bestemming van de grond plegen te worden gegeven) is het Land in beginsel gehouden zich daarbij te houden aan in het ROP neergelegde duidelijke beleidskeuzes met betrekking tot de gewenste ontwikkelingen ten aanzien van bepaalde gebieden. Naar het voorlopige oordeel van het gerecht behelst de in het ROP neergelegde aanduiding van de onderhavige percelen als “groengebied” een dergelijke duidelijke keuze. Het verwezenlijken van voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie (hotels) op de aldus aangeduide gronden is, gelet op de planbeschrijving, onmiskenbaar met die beleidskeuze in strijd.
4.6
Gelet op haar statutaire doelstellingen, kan ABC als belanghebbende bij het handhaven van de natuurlijke waarden van deze gronden worden aangemerkt. Zij kan zich in dat verband jegens het Land beroepen op de in het ROP aan die gronden gegeven bestemming als “groengebied”. De uitgifte in erfpacht door het Land met het oog op het mogelijk maken van met het ROP strijdige activiteiten en het anderszins als eigenaar van de grond toelaten dat die strijdige activiteiten plaatsvinden kan derhalve jegens ABC als maatschappelijk onzorgvuldig en daarmee als onrechtmatig worden geoordeeld. Dit is slechts anders, indien er voor het Land voldoende zwaarwegende redenen zijn om van het in het ROP neergelegde ruimtelijke beleid af te wijken. Het Land heeft evenwel, ook desgevraagd, geen enkel inzicht kunnen geven in de redenen, waarom het bereid is toe te staan dat op de onderhavige percelen voorzieningen worden verwezenlijkt die zich niet met het ROP verdragen.
4.7
Dit alles leidt tot de slotsom dat sprake is van dreigend onrechtmatig handelen door het Land jegens ABC. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat het Land aan degene die inmiddels kennelijk reeds is overgegaan tot het bouwrijp maken van een gedeelte van de percelen – ondanks dat zij nog niet in erfpacht zijn uitgegeven – ook maar een strobreed in de weg heeft gelegd. Ook anderszins is niet gebleken van enig voornemen tot handhaving zijdens het Land. De vordering van ABC is derhalve voor toewijzing, als na te melden, vatbaar.
4.8
In hetgeen zo-even is overwogen ziet het gerecht voorts aanleiding om aan het Land met het oog op de naleving van dit vonnis dwangsommen op te leggen. Het gerecht acht een dwangsom ten bedrage van fl. 250.000,= geboden voor elke overtreding van het op te leggen verbod tot het uitgeven in erfpacht of enige andere vorm van gebruik van de onderhavige percelen, alsmede een dwangsom van dat bedrag, met een maximum van Afl. 10.000.000,=, voor elke dag of elk gedeelte van een dag dat het Land nalaat handhavend op te treden tegen met de aanduiding “groenvoorziening” strijdige activiteiten op deze percelen.
4.9
Nu de vordering van ABC bij vervroeging wordt toegewezen, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een ordemaatregel.
4.1
Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, gemaakt door ABC, tot op heden begroot op Afl. 2.180,80 (Afl. 450,= aan griffierecht, Afl. 230,80 aan exploitkosten en Afl. 1.500,- aan gemachtigdensalaris).

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
verbiedt het Land om de percelen met de kadastrale aanduiding Land Aruba, Eerste Afdeling, Sectie K, nrs. 4314, 4315 en 4316, in erfpacht dan wel anderszins in gebruik uit te geven met het doel daarop met het ROP strijdige activiteiten toe te laten;
bepaalt dat het Land een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt en verschuldigd is aan ABC van Afl. 250.000,= voor elke overtreding van het hiervoor gegeven verbod;
gelast het Land om handhavend op treden tegen elke activiteit op voormelde percelen die een verdere aantasting vormt van de uit de aanduiding als “groengebied” in het ROP voortvloeiende bestemming;
bepaalt dat het Land een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt en verschuldigd is aan ABC van Afl 250.000,= voor elke dag of elk gedeelte van een dag dat het Land in gebreke is om aan de hiervoor gegeven last te voldoen, met een maximum van Afl. 10.000.000,=;
veroordeelt het Land in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van ABC begroot op: Afl. 2.180,80;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.C.E. Winfield, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dinsdag 7 juni 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.