Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- de akte uitlating zijdens de bijzondere curator, ingediend op 20 januari 2016;
- de griffiersaantekeningen van de behandeling van 3 mei 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder en de heer [B] in persoon.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 14 juni 2016 een beschikking gegeven in de procedure met EJ nr. 3700 van 2012. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft een verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man, aangeduid als [Y]. De man is niet verschenen tijdens de zitting. De minderjarige, aangeduid als [Z], is betrokken in deze procedure, waarbij de Voogdijraad als bijzondere curator is aangesteld. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere beschikking van 19 februari 2013, waarin de Voogdijraad werd benoemd tot bijzondere curator van de minderjarige.
De bijzondere curator heeft in zijn akte op 20 januari 2016 geadviseerd om de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren. Dit advies is gebaseerd op een rapport van het Landslaboratorium Aruba van 3 december 2015, waaruit blijkt dat een andere man, [B], praktisch bewezen de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke eisen voor de ontkenning van het vaderschap is voldaan, en er zijn geen bezwaren tegen de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man.
De beslissing van het gerecht houdt in dat de ontkenning van het vaderschap van [Y] van de minderjarige [Z] gegrond wordt verklaard. Tevens is bepaald dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door rechter mr. W.C.E. Winfield ter terechtzitting op 14 juni 2016, in aanwezigheid van de griffier.