ECLI:NL:OGEAA:2016:374

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
LAR nr. 504 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning op basis van onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak heeft de verzoekster, van Cubaanse nationaliteit en woonachtig in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De verzoekster had eerder op 28 mei 2014 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd, welke door de verweerder was afgewezen. Hiertegen heeft de verzoekster op 26 juni 2014 bezwaar gemaakt, maar op dit bezwaar was nog niet beslist. Op 10 maart 2016 heeft de verzoekster het gerecht benaderd met het verzoek om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 4 april 2016, waar de verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.E.B. Gibbs, en de verweerder vertegenwoordigd was door mr. N.R. Sneek. Het gerecht heeft overwogen dat, volgens artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden gedaan indien de uitvoering van de bestreden beschikking onevenredig nadeel zou veroorzaken. Echter, het gerecht heeft vastgesteld dat er geen voldoende spoedeisend belang was aangetoond door de verzoekster. Er was geen bewijs dat de verzoekster met onmiddellijke verwijdering werd bedreigd of dat zij door de afwijzing van haar verblijfsvergunning niet meer verzekerd was voor noodzakelijke medische zorg.

Op basis van deze overwegingen heeft het gerecht besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 25 april 2016, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 25 april 2016
LAR nr. 504 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekster],
van Cubaanse nationaliteit,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.E.B. Gibbs,
gericht tegen:
[verweerder],
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS)

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 28 mei 2014 heeft verweerder afwijzend beschikt op de aanvraag van verzoekster om een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd.
Hiertegen heeft verzoekster op 26 juni 2014 bezwaar gemaakt. Op dit bezwaar is (nog) niet beslist.
Op 10 maart 2016 heeft verzoekster zich tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De zaak is op 4 april 2016 behandeld ter zitting, alwaar zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Niet is gebleken dat verzoekster een (voldoende) spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het is niet aannemelijk geworden dat verzoekster met onmiddellijke verwijdering wordt bedreigd. Evenmin is aannemelijk geworden dat verzoekster door de enkele afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd thans niet meer wordt beschouwd als verzekerde op grond van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (AZV) en deswege niet meer de noodzakelijke medische zorg ontvangt. Verzoekster heeft bij het onderhavige verzoek geen nadere omstandigheden aangevoerd waarmee aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een (ander) spoedeisend belang Onder deze omstandigheden acht het gerecht het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging vatbaar.
2.3
Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 25 april 2016, in aanwezigheid van de griffier.