In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van vaderschap. De verzoekster, aangeduid als de moeder, had eerder een verzoek ingediend op basis van een beschikking van 17 november 2015, waarin een DNA-onderzoek was gelast. De moeder stelde dat de man, die de erkenning had gedaan, niet de biologische vader van de minderjarigen was. De bijzonder curator, benoemd om de minderjarigen te vertegenwoordigen, heeft namens hen een verzoek tot vernietiging van de erkenning ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen gronden waren voor de moeder om haar verzoek in te dienen, en verklaarde haar verzoek niet-ontvankelijk. Echter, het verzoek van de minderjarigen werd inhoudelijk behandeld. Het gerecht heeft op basis van het DNA-onderzoek, dat bevestigde dat de man niet de biologische vader was, besloten de erkenning te vernietigen. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat dit niet mogelijk is volgens het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De uitspraak benadrukt het belang van het recht van minderjarigen om hun afstamming te laten vaststellen en de rol van de bijzonder curator in dergelijke zaken.