In deze ontbindingszaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar die beschuldigd werd van medeplegen van verduistering en valsheid in geschrifte. De veroordeelde, geboren in 1965, verscheen zonder rechtsbijstand ter openbare terechtzitting op 3 maart 2016. De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, diende een vordering in op basis van artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het opzettelijk verduisteren van geld dat hij in zijn bediening onder zich had, en voor valsheid in geschrifte, beide feiten gepleegd vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafrecht op 15 februari 2014.
De vordering van de officier van justitie was aanvankelijk gericht op een bedrag van Afl. 109.088,-, maar werd tijdens de zitting verhoogd naar Afl. 120.006,-. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde slechts verantwoordelijk was voor een bedrag van (ruim) Afl. 5.000,-, maar dit verweer werd verworpen. Het gerecht oordeelde dat de veroordeelde en haar mededader gezamenlijk het bedrag van Afl. 120.006,- hadden verduisterd en dat zij wederrechtelijk voordeel hadden genoten van de verduisterde gelden.
Het gerecht legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van Afl. 60.003,- aan het Land Aruba, alsmede vervangende hechtenis van acht maanden bij uitblijven van volledige betaling. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechter heeft de zaak afgesloten met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de bijbehorende sancties.