In deze ontbindingszaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de veroordeelde, een ambtenaar, beschuldigd van het medeplegen van verduistering van geld dat zij in haar bediening onder zich had. De zaak werd op 3 maart 2016 ter openbare terechtzitting behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, diende een vordering in op basis van artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een maximumbedrag van Afl. 120.006,-. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde slechts verantwoordelijk was voor een bedrag van (ruim) Afl. 5.000,- en dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij dit bedrag had terugbetaald. Het gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat de veroordeelde en haar mededader gezamenlijk het bedrag van Afl. 120.006,- hadden verduisterd. Het gerecht concludeerde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten en legde haar de verplichting op tot betaling van Afl. 60.003,- aan het Land Aruba, met vervangende hechtenis bij uitblijven van betaling.