ECLI:NL:OGEAA:2016:2

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
EJ nr. 91 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ouderlijk gezag door meerderjarige moeder

In deze zaak heeft de moeder, die inmiddels meerderjarig is, verzocht om het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind. De moeder was eerder minderjarig en had daarom geen gezag over het kind, dat onder voogdij stond van een aangewezen voogdes. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 21 januari 2015 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de voogdes op 17 maart 2015. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2015 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden, evenals de Voogdijraad, die het belang van het kind vertegenwoordigde.

De Voogdijraad heeft een rapport opgesteld waarin werd geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de wensen en behoeften van het kind te begrijpen en dat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind verwaarloosd zullen worden als het verzoek wordt ingewilligd. De moeder heeft niet kunnen aantonen waarom zij met het gezag belast zou moeten worden en de minderjarige heeft aangegeven niet bij de moeder te willen wonen. Het gerecht heeft op basis van deze bevindingen besloten het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat het niet in het belang van het kind zou zijn om haar met het gezag te belasten.

De rechter heeft ook besloten dat de kosten van de procedure gecompenseerd worden, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De voogdes kreeg toestemming om kosteloos te procederen, gezien het bewijs van onvermogen dat was overlegd. De beschikking werd gegeven op 5 januari 2016 door rechter mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 5 januari 2016
behorend bij EJ nr. 91 van 2015.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
Moeder,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna ook: de moeder,
voorheen de gemachtigde mr. C.J. Hart, thans procederend in persoon,
tegen
Voogdes,
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna ook: de voogdes,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.
Belanghebbende:
De minderjarige, de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 21 januari 2015;
  • het verweerschrift ingediend op 17 maart 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 24 maart 2015, waaruit blijkt dat partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden, en de Voogdijraad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Flanders;
  • het rapport van de Voogdijraad ingediend op 18 augustus 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de voorzetting van de behandeling van 3 november 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de voogdes, bijgestaan door haar gemachtigde, en de Voogdijraad, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Maduro en mevrouw J. Brown; de moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Op [datum] is uit de moeder geboren de minderjarige [naam]. Aangezien de moeder toentertijd minderjarig was en daardoor onbevoegd was het gezag uit te oefenen, is bij beschikking van dit gerecht van 10 november 2005 voogdes [naam] benoemd tot voogdes over de minderjarige [naam].

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt ertoe dat de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam] wordt belast.
3.2
De voogdes voert verweer, strekkende tot het afwijzen van bovengenoemd verzoek, en verzoekt het gerecht om kosteloos te mogen procederen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253b lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Dit artikel bepaalt dat indien op het tijdstip waarop de moeder tot het gezag bevoegd wordt, een ander het gezag heeft, de tot het gezag bevoegde moeder de rechter kan verzoeken haar met het gezag over het kind te belasten. Op grond van artikel 1:253b lid 5 BW kan de rechter, indien een voogd het gezag over het kind uitoefent, het verzoek slechts afwijzen, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind worden verwaarloosd.
4.2
De moeder is inmiddels meerderjarig, zodat zij bevoegd is het ouderlijk gezag uit te oefenen. Ter zitting van 24 maart 2015 heeft de rechter de Voogdijraad gevraagd om onderzoek te verrichten naar de vraag of het in het belang van de minderjarige is dat de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast.
4.3
Uit het ter zake opgemaakte onderzoeksrapport van de Voogdijraad van 18 augustus 2015 komt naar voren dat moeder onvoldoende kan uitleggen waarom zij thans met het gezag over de minderjarige belast wenst te worden. Moeder ziet volgens de Voogdijraad evenmin in wat de wensen en behoeften van de minderjarige zijn. Zij kan slechts aangeven dat zij de minderjarige met regels en structuur wenst groot te brengen, maar is niet in staat daar concrete invulling aan te geven. Verder blijkt uit het rapport van de Voogdijraad dat de minderjarige niet bij moeder wil gaan wonen, daar zij de woonomgeving en levensstijl van de moeder als een risicofactor ziet. De Voogdijraad concludeert op basis van het vorenstaande, dat het risico bestaat dat de minderjarige, bij wijziging in het over haar uit te oefenen gezag, in haar ontwikkeling benadeeld zal worden, zodat het niet in het belang van de minderjarige is om moeder met het gezag te belasten.
4.4
Op grond van de bevindingen van de Voogdijraad, die door de moeder, die niet ter zitting is verschenen, niet zijn weersproken, komt het gerecht tot de slotsom dat sprake is van gegronde vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het kind worden verwaarloosd, zoals bedoeld in artikel 1:253b lid 5 BW. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.5
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek en de procedure aanleiding om de kosten te compenseren.
4.6
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, verleend het gerecht toestemming aan verweerster om kosteloos te mogen procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent voogdes [naam] toestemming om kosteloos te procederen;
wijst het verzoek van verzoekster af;
compenseert de kosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven op 5 januari 2016 door de rechter mr. W.C.E. Winfield in tegenwoordigheid van de griffier.