In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad op 8 december 2015 een verzoekschrift ingediend tegen de vader van de minderjarige Y. De vader, die niet verschenen is op de zitting, is wettelijk verplicht om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind. De minderjarige Y is geboren in 2014 en erkend door de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2016 was alleen de vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig. De vader had de gelegenheid om zich te verweren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het verzoek van de Voogdijraad strekt tot veroordeling van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 250,-, ingaande op 1 december 2015. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet en dat hij niet heeft gereageerd op het verzoek. Gezien het ontbreken van verweer heeft het gerecht besloten het verzoek toe te wijzen. De alimentatieverplichting gaat in op 1 januari 2016, de datum waarop de vader geacht wordt van het verzoek op de hoogte te zijn.
In de beslissing heeft het gerecht de vader veroordeeld tot betaling van Afl. 250,- per maand, te voldoen via de Voogdijraad, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter W.C.E. Winfield op 15 maart 2016, in aanwezigheid van de griffier.