ECLI:NL:OGEAA:2015:9

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
P-2014/16177, 29 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een achttienjarige verdachte voor mishandeling met een wapen en poging zware mishandeling in Aruba

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. De zittingen vonden plaats op 30 januari en 27 maart 2015. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van een in beslag genomen mes. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. Wel werd hij schuldig bevonden aan mishandeling met een wapen en poging zware mishandeling, waarbij hij slachtoffer 1 met een mes in de rug stak en slachtoffer 2 tegen het hoofd schopte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende gronden waren voor toepassing van het jeugdstrafrecht, ondanks dat de verdachte op het moment van de feiten achttien jaar oud was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en verklaarde het in beslag genomen mes verbeurd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
Verdachte,
geboren in 1996 in Aruba,
wonende in Aruba,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2015 en 27 maart 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen.
De officier van justitie, mr. E.E. Lugo, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest.
Voorts is verbeurdverklaring gevorderd van het inbeslaggenomen mes.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:

1. Aangifte N.R. Croes

dat hij op of omstreeks 12 oktober 2014 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk slachtoffer 1 van het leven te beroven, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk, slachtoffer 1 meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp in (de rechterzijde van) zijn rug, althans zijn lichaam heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 12 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan slachtoffer 1 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk gewelddadig slachtoffer 1 meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp in (de rechterzijde van) zijn rug, althans zijn lichaam heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 12 oktober 2014 in Aruba opzettelijk slachtoffer 1 heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes, althans een scherp voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar slachtoffer 1 meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp voorwerp in (de rechterzijde van) zijn rug, althans zijn lichaam gestoken, waardoor slachtoffer 1 werd gewond en/of pijn ondervond;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)

2. Aangifte S.S. Marchena

dat hij op of omstreeks 8 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan slachtoffer 2 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk gewelddadig slachtoffer 2 meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, (geschoeide) voet(en) tegen het hoofd heeft geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 8 oktober 2014 in Aruba opzettelijk slachtoffer 2 heeft mishandeld immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk slachtoffer 2 meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes (geschoeide) voet(en) tegen het hoofd, geschopt en/of (met tot vuist gebalde) hand(en) tegen het hoofd, geslagen, waardoor die slachtoffer 2 werd gewond en/of pijn ondervond;
(artikel 2:273 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde primair en subsidiaire feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Uit het strafdossier is niet af te leiden waar precies in de rug verdachte het slachtoffer met een mes heeft verwond. Evenmin bevat het dossier medische gegevens waaruit de aard en de ernst van het toegebrachte letsel kan worden vastgesteld en of zich op de plaats van het letsel vitale organen bevinden. Dat het slachtoffer meer dan een poliklinische behandeling heeft moeten ondergaan, is niet gebleken. Verder kan niet met zekerheid worden vastgesteld of de verdachte met kracht heeft gestoken. Weliswaar komt verdachtes verklaring, afgelegd ter terechtzitting, inhoudende dat hij wel wist waar te steken om het slachtoffer niet ernstig te verwonden, weinig geloofwaardig over, doch dit neemt niet weg dat wettig en overtuigend bewijs voor diens opzet – ook in voorwaardelijke zin – om het slachtoffer dodelijk, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gelet op het vorenstaande, ontbreekt.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:

1. Aangifte N.R. Croes

dat hij op
of omstreeks12 oktober 2014 in Aruba opzettelijk slachtoffer 1 heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes,
althans een scherp voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening,immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar slachtoffer 1
meermalen, althanseenmaal
,met een mes
, althans met een scherp voorwerpin
(de rechterzijde van)zijn rug
, althans zijn lichaamgestoken, waardoor slachtoffer 1 werd gewond
en/of pijn ondervond;

2. Aangifte S.S. Marchena

dat hij op
of omstreeks8 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan slachtoffer 2 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk gewelddadig slachtoffer 2
meermalen, althanseenmaal, met zijn, verdachtes,
(geschoeide
)voet
(en)tegen het hoofd heeft geschopt, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Uit de ter terechtzitting waargenomen videobeelden alsmede de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte slachtoffer 2 met kracht een schop tegen het hoofd heeft toegediend, terwijl deze zich liggend op de grond bevond en in een houdgreep werd gehouden door een andere persoon.
Het hoofd is een kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. De gedraging van verdachte kan naar algemene ervaringsregels leiden tot ernstig (hersen)letsel. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn. Hierdoor acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn handelen op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Opzet op het toebrengen van dat letsel was derhalve in elk geval in voorwaardelijk zin aanwezig.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Meer subsidiair: mishandeling, gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Primair: poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer slachtoffer 1 met een mes heeft gestoken om zich tegen hem te verdedigen. Voor zover daarmee is beoogd een beroep te doen op noodweer, faalt dit verweer. De verdachte heeft verklaard dat hij door het slachtoffer werd bedreigd met een steen, doch dat deze de steen, toen hij zag dat de verdachte een mes in zijn hand had, had weggegooid en was weggerend, waarna de verdachte achter het slachtoffer was aangerend en hem uiteindelijk vanachter met zijn mes heeft gestoken. Uit deze verklaring kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het toebrengen van de steekwond zich in een situatie bevond dat hij zich diende te verweren tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte, hoewel ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten reeds meerderjarig, want achttien jaar oud, met toepassing van artikel 1:159 van het Wetboek van Strafrecht wordt berecht volgens het recht dat geldt voor jeugdigen.
Het gerecht acht onvoldoende concrete aanwijzingen aanwezig in de persoonlijkheid van de verdachte, zoals die naar voren komt uit verdachtes verklaringen en de wijze waarop hij zich ter zitting heeft gepresenteerd, voor toepassing van het strafrecht voor jeugdigen. Het verzoek van de raadsman wordt derhalve afgewezen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met een wapen. Hij is slachtoffer 1 achterna gerend met een mes en heeft hem in zijn rug gestoken. Tevens heeft verdachte slachtoffer 2, dat op de grond in een houdgreep werd gehouden door iemand anders, tegen het hoofd geschopt. De door verdachte begane feiten zijn op zichzelf zeer ernstig te noemen. De wijze waarop verdachte heeft gehandeld en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan acht het gerecht daarnaast van een bijzonder laffe aard. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurig de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan ondervinden. Verdachte is geheel voorbijgegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter en welke feiten zich in een voor het publiek toegankelijk gebied hebben afgespeeld.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder voor strafbare feiten als deze is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Inbeslaggenomen voorwerp(en)

A.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen mes zal verbeurd worden verklaard.
B.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de overige onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen voor zover die reeds nog niet aan verdachte teruggegeven zijn.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:62, 1:68 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.
11.Beslissing
Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
ACHTTIEN (18) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
ZES (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart verbeurdhet in rubriek 9A genoemde voorwerp;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 9B genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 17 april 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.