ECLI:NL:OGEAA:2015:590

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2015
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
P-2014/16210
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplegen van inbraken in juwelierswinkels

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte op 3 juli 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het medeplegen van twee inbraken in juwelierswinkels. De zaak kwam ter terechtzitting op 30 januari, 17 april en 12 juni 2015, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.S. Croes. De officier van justitie, mr. J. Zondervan, had een gevangenisstraf van drie jaren geëist, maar het gerecht oordeelde anders. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, aangezien zijn betrokkenheid slechts steun vond in één verklaring. Dit verweer werd door het gerecht verworpen.

De tenlastelegging omvatte twee inbraken: de eerste op 11 augustus 2014 in juwelierszaak 1 en de tweede op 21 september 2014 in juwelierszaak 2. In beide gevallen was er sprake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak en verbreking. Het gerecht oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan, onder andere op basis van verklaringen van medeverdachten en getuigen.

De rechter oordeelde dat de verdachte, samen met zijn mededaders, grote materiële schade had toegebracht aan de juwelierszaken en dat zijn handelen een gevoel van onveiligheid in de samenleving had veroorzaakt. Gezien de ernst van de feiten werd een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht. Daarnaast werd de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en andere rechthebbenden gelast. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. W.C.E. Winfield.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans […] gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2015, 17 april 2015 en 12 juni 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.S. Croes.
De officier van justitie, mr. J. Zondervan, heeft ter terechtzitting van 12 juni 2015 gevorderd de verdachte ter zake van de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts is de teruggave gevorderd aan de verdachte van diens inbeslaggenomen paspoort. Tevens is teruggave gevorderd aan de rechthebbende(n) van de overige onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:

1.Inbraak [juwelierszaak 1]

dat hij op of omstreeks 11 augustus 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de zaak [juwelierszaak 1] gelegen te [adres] heeft weggenomen onder meer:
  • meerdere, althans één gouden enkelband(en) en/of
  • meerdere, althans één gouden armband(en) (Bangels en Bracelets) en/of
  • meerdere, althans één gouden ring(en) en/of
  • meerdere, althans één [merk] goudstukken,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
(artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht)

2.Inbraak [juwelierszaak 2]

dat hij in of omstreeks de periode 20 september 2014 tot en met 21 september 2014, dan wel op of omstreeks 21 september 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de zaak [juwelierszaak 2] gelegen [adres] heeft weggenomen onder meer:
  • meerdere, althans één horloge(s) van het merk [merk A] en/of
  • meerdere, althans één horloge(s) van het merk [merk B] en/of
  • meerdere, althans één horloge(s) van het merk [merk C],
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
(artikel 2:289 jo artikel 1:124 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:

1.Inbraak [juwelierszaak 1]

dat hij op
of omstreeks11 augustus 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de zaak [juwelierszaak 1] gelegen te [adres] heeft weggenomen
onder meer:
  • meerdere,
  • meerdere,
  • meerdere,
  • meerdere,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s),waarbij verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of het/de weg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en
/ofverbreking
en/of door inklimming en/of (een) valse sleutel(s);

2.Inbraak [juwelierszaak 2]

dat hij
in of omstreeks de periode 20 september 2014 tot en met 21 september 2014, dan welop
of omstreeks21 september 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de zaak [juwelierszaak 2] gelegen te [adres] heeft weggenomen
onder meer:
  • meerdere,
  • meerdere,
  • meerdere, althanséén horloge
    (s)van het merk [merk C],
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s),waarbij verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of het/de weg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en
/ofverbreking
en/of door inklimming en/of (een) valse sleutel(s).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
feit 1
De raadsvrouw heeft - samengevat - betoogd dat verdachte van het onder 1 tenlaste-gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte het feit heeft begaan, nu zijn betrokkenheid slechts steun vindt in één verklaring, namelijk in die van de medeverdachte [medeverdachte 1].
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd over de toedracht van de inbraak en de rol van degenen die aan die inbraak hebben deelgenomen, onder wie de verdachte. Uit die verklaring volgt dat [medeverdachte 2] de inbraak op de juwelierszaak heeft beraamd en dat hij, voorafgaand aan de inbraak, aan de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 1] en een andere dader - genaamd “[medeverdachte 3]” - de te bestelen zaak heeft aangewezen. Volgens [medeverdachte 1] hebben de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], zich naar de juwelierszaak begeven, terwijl [medeverdachte 2] in de auto achter bleef. Vervolgens heeft “[medeverdachte 3]” de toegangsdeur van de zaak vernield, heeft de verdachte de vitrines met een moker kapot geslagen en hebben zij drieën de sieraden weggenomen. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat zij allen in het donker/zwart waren gekleed, terwijl de gezichten van degenen die de inbraak hadden gepleegd bedekt waren.
De verklaring van [medeverdachte 1] vindt ondersteuning in die van [neef van verdachte], neef van de verdachte. [neef van verdachte] heeft onder meer verklaard te weten dat [medeverdachte 2], de verdachte en [medeverdachte 1] in de juwelierszaken te Noord hebben ingebroken, terwijl hij de verdachte aan [medeverdachte 2] heeft horen zeggen dat de gestolen goederen moesten worden verkocht.
Vorenstaande verklaringen worden overigens ondersteund door de verklaring van de aangever inhoudende, onder meer, een relaas van hetgeen hij op de van de inbraak opgenomen videobeelden heeft gezien: drie personen in het donker gekleed, met bedekte gezichten en van wie een de vitrines met een hamer vernielde terwijl de andere twee de sieraden uit de vitrines haalden.
Nu [medeverdachte 1] met zijn weergave van de feiten zijn eigen betrokkenheid bloot heeft gelegd en zich niet aan de hem te treffen blaam heeft onttrokken, ziet het gerecht geen aanleiding om zijn lezing van de feiten in twijfel te trekken. Enige reden waarom [medeverdachte 1] de verdachte ten onrechte als deelnemer aan het feit zou willen afschilderen heeft verdachte niet gegeven, anders dan dat hij de mededaders niet kent. Het gerecht hecht dan ook geloof aan de verklaringen van [medeverdachte 1] en bezigt die voor het bewijs.
Het gerecht acht, gelet op het vorenstaande, dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Derhalve is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor de conclusie dat verdachte en de medeverdachten in nauwe en bewuste samenwerking de inbraak op de juwelierszaak hebben gepleegd. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht.
2. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededaders, in de nachtelijke uren twee inbraken gepleegd in juwelierszaken. Behalve dat zij een groot aantal sieraden hebben weggenomen, hebben zij grote materiële schade toegebracht aan de winkels zelf. De officier van justitie heeft in zijn requisitoir in dit verband terecht een vergelijking gemaakt met een ramkraak. Verdachte is met zijn, kennelijk louter door winstbejag ingegeven, handelen geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onveiligheid en verloedering die daardoor niet alleen bij de gedupeerden maar ook in de samenleving als geheel worden veroorzaakt. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is in casu op zijn plaats.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast aan de verdachte van diens paspoort, nu dat niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Ook zal de teruggave worden gelast aan [rechthebbende] van haar vergunning en paspoort, nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
B.
Niet in staat te beslissen
Het gerecht acht zich niet in staat te beslissen over de overige onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggaveaan de verdachte van het in rubriek 9A genoemde voorwerp;
gelast de teruggaveaan [rechthebbende] van de in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
verklaart zich niet in staatte beslissen over de in rubriek 9B genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 3 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.