ECLI:NL:OGEAA:2015:58

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
94 van 2015, P-2014/16681
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Aruba

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 19 oktober 2014, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik heeft gestoken. De verdachte is op 10 maart en 8 mei 2015 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.F.J. Caster. De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, eiste een gevangenisstraf van vijf jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte zowel poging tot doodslag als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan poging tot doodslag, waarbij het gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard.

De strafmaat werd bepaald op 42 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Als bijzondere voorwaarde werd opgelegd dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet laten behandelen door een instelling voor verslavingszorg en/of een gedragsdeskundige. Het gerecht hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problemen met alcohol en drugs.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015 en 8 mei 2015. De verdachte is verschenen, ter terechtzitting van 8 mei 2015 bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.F.J. Caster.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities en heeft bepleit om de verdachte ten aanzien van het aan hem primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 19 oktober 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp, in zijn buik, althans zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 19 oktober 2014 in Aruba, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp, in zijn buik, althans zijn lichaam te steken;
(artikel 2:275 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks19 oktober 2014 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaalmet een mes
, althans een puntig en/of scherp voorwerp,in zijn buik
, althans zijn lichaamheeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot de conclusie te kunnen komen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven.
Gelet op de verklaring van het slachtoffer, de aan het strafdossier toegevoegde en ter terechtzitting afgespeelde videopnamen, alsmede de foto’s van het door het slachtoffer opgelopen letsel, moet worden vastgesteld dat de verdachte een gerichte aanval met een mes op het slachtoffer heeft uitgevoerd en daarbij tweemaal met dat mes met kracht stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de romp van de slachtoffer. Daarbij is ten minste één steekwond toegebracht aan de rechterzijde van de buik als gevolg waarvan een deel van de ingewanden naar buiten is gestulpt. De kans dat het slachtoffer ten gevolge van een dergelijke aanval zou kunnen overlijden, moet aanmerkelijk worden geacht. Het gerecht neemt daarbij in het bijzonder de verwonding aan de buik van het slachtoffer in aanmerking. Op grond van die verwonding moet naar algemene ervaringsregels worden aangenomen dat de kans dat verdachte bij zijn aanval op het slachtoffer met zijn mes vitale organen in de buik zou raken – met dodelijk gevolg – geenszins als denkbeeldig ter zijde kan worden geschoven. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de verdachte, door te handelen als hij heeft gedaan, de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daadwerkelijk zou komen te overlijden, welbewust heeft aanvaard. Daarmee is opzet op de dood van het slachtoffer in voorwaardelijke zin bewezen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer op straat met een mes in de buik te steken. Het slachtoffer heeft voor dit handelen geen enkele aanleiding gegeven. Weliswaar heeft verdachte gesteld dat hij zich, onder invloed van drank en drugs, heeft laten aansporen door anderen, doch hij heeft tevens erkend dat die anderen hem niet hebben gezegd het slachtoffer met een mes te steken. Verdachte heeft met zijn daad een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit dat het slachtoffer het leven niet heeft verloren, is een gelukkige omstandigheid die niet te danken is aan de verdachte. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurig de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan ondervinden. Feiten als het thans bewezenverklaarde veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter. Het gerecht rekent verdachte dit zwaar aan en oplegging van een vrijheid ontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Het gerecht houdt bij de oplegging van de straf rekening met de psychiatrische rapportage van 6 mei 2015, zoals aangevuld op 7 mei 2015, waaruit blijkt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is alhoewel hij problemen heeft met alcohol- en drugsgebruik, onder invloed waarvan hij het feit heeft gepleegd. Met de psychiater is het gerecht van oordeel dat hulp dan ook van belang is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken en te werken aan zijn verslaving.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
TWEEËNVEERTIG (42) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
TWAALF (12) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt ;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet laten behandelen door een instelling voor verslavingszorg en/of een gedragsdeskundige, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 29 mei 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.