ECLI:NL:OGEAA:2015:575

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
601 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De feiten vonden plaats op 6 augustus 2014, waarbij de verdachte betrokken was bij seksuele handelingen met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, maar het gerecht oordeelde dat de leeftijd van het slachtoffer als een geobjectiveerd bestanddeel moet worden beschouwd. Dit betekent dat de verdachte niet kan ontsnappen aan zijn verantwoordelijkheid door te stellen dat hij niet wist dat het slachtoffer minderjarig was.

Tijdens de rechtszitting op 20 november 2015 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Figaroa, terwijl de officier van justitie, mr. C.D. Kardol, een gevangenisstraf eiste. De benadeelde partij diende een vordering in voor schadevergoeding ter hoogte van US$ 3.635,60. Het gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastelegging, die onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer omvatte.

De rechter benadrukte dat de bescherming van minderjarigen in het strafrecht van groot belang is en dat de wetgever een strenge aanpak heeft gekozen om deze kwetsbare groep te beschermen. De verdachte had de verantwoordelijkheid om zich te vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer, vooral gezien de omstandigheden waaronder de feiten zich hebben afgespeeld. De rechter legde een gevangenisstraf op, waarbij een deel voorwaardelijk werd opgelegd om de verdachte te ontmoedigen zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [adres]
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Figaroa.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden (waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren), met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, tevens heeft zij gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft ter terechtzitting een vordering ter hoogte van US$ 3.635,60 ter zake door haar geleden schade ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 06 augustus 2014 te Aruba, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelin(en) heeft gepleegd, die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij, verdachte,
  • met zijn penis (in) de vagina van die [slachtoffer] gepenetreerd, en/of
  • die [slachtoffer] een of meer tongzoen(en) gegeven;
(artikel 2:200 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
hij op
of omstreeks06 augustus 2014 te Aruba, met A.N. [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelin
(en
)heeft gepleegd, die
(mede)bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij, verdachte,
  • met zijn penis
  • die [slachtoffer] een of meer tongzoen(en) gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 2:200 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
De verdachte heeft betoogd dat hij niet wist dat het slachtoffer de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, nu zij aan hem zou hebben verklaard dat zij 23 jaar was en zij, aldus verdachte, een reeds volwassen lichaam zou hebben gehad. Verdachte heeft het gerecht verzocht met die omstandigheid rekening te houden bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Voor zover de verdachte daarmee heeft willen betogen dat hem ter zake van het ten laste gelegde feit geen schuld treft en hij deswege dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, overweegt het gerecht als volgt.
Met de strafbaarstelling van het zedendelict zoals ten laste gelegd, heeft de wetgever een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van jeugdigen beoogd.
De rechtspraak is daarmee in overeenstemming door de leeftijd van het slachtoffer als een geobjectiveerd bestanddeel te beschouwen, waardoor opzet of schuld daaromtrent niet is vereist. Aan die doeltreffende bescherming zou afbreuk worden gedaan indien geen strenge eisen zouden worden gesteld aan de aan een dergelijk verweer ten grondslag gelegde beweerdelijke onwetendheid. Een zodanig beroep heeft daarom eerst dan kans van slagen, indien kan worden gesproken van het volledig ontbreken van verwijtbare onwetendheid bij verdachte.
Daarvan is naar het oordeel van het gerecht in de onderhavige zaak geen sprake. Ook als wordt uitgegaan van de juistheid van de verklaring van verdachte omtrent zijn dwaling over de exacte leeftijd van het slachtoffer – het slachtoffer zelf heeft verklaard dat verdachte haar heeft gevraagd of een jongen van 20 jaar te oud voor haar is, waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte op de hoogte was van de jeugdige leeftijd van het slachtoffer – was er voor verdachte voldoende aanleiding om zich van die leeftijd te vergewissen. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat het meisje, die hij amper een half uur kende, hem heeft verteld dat zij met vakantie was met haar ouders en dat zij slechts een half uur met hem kon doorbrengen omdat haar moeder anders naar haar op zoek zou gaan. Dit had al voldoende aanleiding moeten zijn voor verdachte om aan te nemen dat het slachtoffer nog erg jong was. Dat verdachte op enig moment moeite heeft gedaan om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van het slachtoffer is niet gebleken. Het verweer van de verdachte faalt.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 15 jarig meisje, waaronder het seksueel binnendringen van dat meisje. Verdachte heeft het slachtoffer tijdens haar vakantie op Aruba bij het hotel waar zij haar vakantie met haar familie doorbracht en waar verdachte zelf werkzaam was, weggelokt en op een afgelegen plek seks met haar gehad. Verdachte heeft met dit handelen op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van een kind, dat juist vanwege haar jeugdige leeftijd uiterst kwetsbaar was en bescherming nodig had. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit meisje geschonden. Hij heeft haar daardoor mogelijk ernstig belemmerd in haar seksuele ontwikkeling. Het gerecht rekent verdachte dit handelen dan ook zwaar aan.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] schade heeft geleden ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade is, gelet op de door de benadeelde partij overgelegde facturen die alle betrekking hebben op testen en onderzoeken die dienden te worden ondergaan vanwege het door verdachte gepleegde feit, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van Afl. 6.471,- (=US$ 3.635,60)
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is derhalve toewijsbaar.
Het gerecht zal aan de verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:62 en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijftien (15) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
vijf (5) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij [benadeelde partij] om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van Afl. 6.471,- (zegge: zesduizendvierhonderdeenenzeventig Arubaanse courant); de verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van Afl. 6.471,- (zegge: zesduizendvierhonderdeenenzeventig Arubaanse courant), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 11 december 2015, in tegenwoordigheid van de griffier