ECLI:NL:OGEAA:2015:573

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
5 januari 2016
Zaaknummer
528 van 2015 en 529 van 2015 en 530 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte tot jeugddetentie voor diefstal in een woning met braak en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte op 20 november 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden voor diefstal in een woning met braak. De zaak kwam ter terechtzitting op 30 oktober 2015, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.A.J. van der Biezen, verscheen. De officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste een gevangenisstraf van vijf maanden en de tenuitvoerlegging van twee eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en had hulp aangeboden gekregen om herhaling te voorkomen, maar leek niet tot bezinning te komen.

De tenlastelegging betrof diefstal met braak in een woning op 12 oktober 2015, waarbij de verdachte een gouden ketting met een hanger heeft weggenomen. Het gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie was ontvankelijk in zijn vordering. Het gerecht kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, en sprak hem vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.

De verdachte werd als strafbaar verklaard voor diefstal in een woning, gepleegd door iemand die artikel 2:65 van het Wetboek van Strafrecht had overtreden. Het gerecht rekende het de verdachte zwaar aan dat hij inbreuk had gemaakt op het eigendomsrecht en de privacy van de bewoners. Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba te [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen zoals opgelegd bij vonnis van het gerecht van 22 mei 2015 in de zaak met parketnummers P-2015/01329 en P-2014/15384 en bij vonnis van het gerecht van 25 september 2015 met parketnummer P-2015/09925.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 12 oktober 2015 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een woning, te weten [adres], terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in die woning, in gebruik bij [slachtoffer], vertoefde, heeft weggenomen een (gouden) ketting met een hanger met de letters [naam], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
(artikel 2:290 jo. artikel 2:289 sub b van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 12 oktober 2015 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, te weten [adres], weg te nemen, terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in die woning, in gebruik bij [slachtoffer], vertoefde, een (gouden) ketting met een hanger met de letter(s) [naam] en/of een (of meer) (andere) goede(eren), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s), opzettelijk daartoe de voordeur van voornoemde woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:290 jo. artikel 2:89 sub b jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks12 oktober 2015 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een woning, te weten [adres], terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in die woning, in gebruik bij [slachtoffer], vertoefde, heeft weggenomen een (gouden) ketting met een hanger met de letters [naam],
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofhet
/deweg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal in een woning gepleegd door iemand die artikel 2:65 van het Wetboek van Strafrecht heeft overtreden waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 2:290 in samenhang met 2:289 onder b van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is iemands woning binnengedrongen en heeft zich daar schuldig gemaakt aan diefstal. Met dit handelen heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de bewoners van die woning, maar ook hun privacy geschonden op de plaats waar zij zich het meest veilig behoren te voelen. Het gerecht rekent verdachte dit handelen zwaar aan.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij zeer recent nog is veroordeeld voor het plegen van gelijksoortige strafbare feiten. Verdachte is daarbij steeds hulp aangeboden om herhaling van zijn handelen te voorkomen, doch verdachte lijkt niet tot bezinning te komen en het laakbare van zijn handelen in te zien.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen

Bij onherroepelijk vonnis van 22 mei 2015, gewezen onder parketnummers P-2015/01329 en P-2014/15384, heeft het gerecht verdachte ter zake diefstal in een woning gepleegd door iemand die artikel 2:65 van het Wetboek van Strafrecht heeft overtreden, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en ter zake verduistering veroordeeld tot – onder meer – voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes (6) maanden, met een proeftijd van twee (2) jaren.
Bij onherroepelijk vonnis van 25 september 2015, gewezen onder parketnummer
P-2015/09925, heeft het gerecht verdachte ter zake diefstal in een woning door iemand die artikel 2:65 van het Wetboek van Strafrecht heeft overtreden veroordeeld tot
– onder meer – jeugddetentie van honderddertien (113) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren.
De bij genoemde vonnissen vastgestelde proeftijd is ingegaan op, respectievelijk,
25 mei 2015 en 25 september 2015, die ten tijde van het indienen van de vordering door de officier van justitie geen van beide nog waren geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat die voorwaardelijke straffen alsnog ten uitvoer zullen worden gelegd.
Het gerecht heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat het bevoegd is over de vordering te oordelen en de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Het gerecht is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit, niet heeft nageleefd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is behalve op de reeds eerder genoemde wettelijke bepalingen mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:21, 1:26, 1:62, 1:157, 1:163, 1:164, 1:165 en 1:186 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
drie (3) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de strafvonnissen in de zaken met parketnummers P-2015/01329, P-2014/15384 en P-2015/09925 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie van
zes (6) maandenopgelegd bij vonnis van 22 mei 2015 en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie van
honderddertien (113) dagenopgelegd bij vonnis van 25 september 2015.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 20 november 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.