ECLI:NL:OGEAA:2015:556
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schorsing van bestuurlijke boete in het kader van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 november 2015 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van een bestuurlijke boete die aan de verzoeker was opgelegd door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De verzoeker had een boete van Afl. 2083,33 ontvangen wegens overtredingen van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv) op 17 juni 2015. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze beschikking en vroeg het gerecht om de boete te schorsen totdat er een beslissing in de bezwaarprocedure was genomen.
Het gerecht overwoog dat artikel 29, vierde lid, van de Ltuv de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om schorsing uitsluit. Dit was bedoeld om het lik-op-stukbeleid van de regering te waarborgen. De rechter benadrukte dat de onschuldpresumptie, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), ook van toepassing is op bestuurlijke boetes. Echter, de verzoeker kon niet aantonen dat de verplichting tot betaling van de boete voor hem tot onredelijke financiële lasten zou leiden.
Uiteindelijk verklaarde het gerecht zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen, omdat de verzoeker niet voldoende objectieve gegevens had overgelegd om zijn stelling te onderbouwen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.