Op 1 december 2015 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende het verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag. Het verzoek werd ingediend door de vader en de moeder van de minderjarige, die beiden inmiddels meerderjarig zijn. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 januari 2015 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2015 was de vader aanwezig, terwijl de moeder en de voogdes niet verschenen. Op 20 oktober 2015 was de moeder en de voogdes wel aanwezig, maar de vader was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is geboren uit de moeder, die samen met de vader destijds minderjarig was en daardoor niet bevoegd om het gezag uit te oefenen. Bij beschikking van 8 januari 2009 werd een voogdes benoemd. Het verzoek van de vader strekte tot wijziging van deze beschikking, zodat hij met het ouderlijk gezag zou worden belast.
Tijdens de zitting gaven de moeder en de voogdes aan niet meer achter het verzoek te staan en de bestaande situatie te willen handhaven. Het Gerecht oordeelde dat het in het belang van de minderjarige niet wenselijk was om het gezag te wijzigen. De bevindingen van de Voogdijraad, die aangaven dat de minderjarige goed wordt verzorgd door de voogdes en dat de vader zich nauwelijks om de minderjarige heeft bekommerd, waren doorslaggevend. Het verzoek werd dan ook afgewezen.
De beschikking werd gegeven door rechter mr. W.C.E. Winfield in tegenwoordigheid van de griffier.