ECLI:NL:OGEAA:2015:53

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
L.A.R. nr. 1092 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over schorsing van referendum onder werknemers van Riu Palace

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de naamloze vennootschap CALABAS HOTELS N.V., handelend onder de naam RIU PALACE, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba om de beschikking van de Landsbemiddelaar te schorsen. Deze beschikking, gedateerd 20 mei 2015, houdt in dat er een referendum zal plaatsvinden onder de werknemers van Riu in de afdelingen Maintenance, Bar en Housekeeping, zoals verzocht door de vakvereniging Federacion di Trahadornan di Aruba (FTA). De verzoekster, Riu, betwistte de rechtmatigheid van deze beschikking en voerde aan dat de Landsbemiddelaar een onjuiste toepassing heeft gegeven aan artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening door de categorie werknemers te beperken tot specifieke afdelingen.

De voorzieningenrechter heeft op 1 juni 2015 de zaak behandeld en vastgesteld dat de beslissing van de Landsbemiddelaar een beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter oordeelde dat de Landsbemiddelaar voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van Riu en dat er geen sprake is van een onevenredig nadeel voor de verzoekster. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestreden beschikking niet in strijd is met de wet en dat de Landsbemiddelaar in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het referendum te houden. Het verzoek van Riu werd afgewezen.

De uitspraak werd gedaan op 4 juni 2015 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juni 2015
L.A.R. nr. 1092 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de naamloze vennootschap CALABAS HOTELS N.V. h.o.d.n. RIU PALACE,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna ook te noemen: Riu,
gemachtigden: de advocaten mrs. R.A. Wix en L.J. Pieters,
gericht tegen:
de Landsbemiddelaar,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ),
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de vakvereniging Federacion di Trahadornan di Aruba,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: FTA,
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 20 mei 2015 heeft de Landsbemiddelaar bepaald dat het referendum onder de werknemers van Riu, in de afdelingen Maintenance, Bar en Housekeeping, zoals door FTA is verzocht, zal plaatsvinden op vrijdag 5 juni 2015 en dat aan het referendum mag deelnemen de vakbond FTA.
Tegen deze beschikking heeft Riu bij verweerder bezwaar gemaakt.
Riu heeft zich voorts tot het gerecht gewend met het verzoek ex artikel 54 van de Lar, tot schorsing van de beschikking van verweerder van 20 mei 2015.
Laatstgenoemd verzoek ex artikel 54 van de Lar is op 1 juni 2015 behandeld ter zitting, waar verzoekster is vertegenwoordigd door haar gemachtigden. De Landsbemiddelaar, de heer A. Pontilius, is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. De vakbond FTA is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

Procedureel

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
2.2
Voor honorering van een verzoek als het onderhavige is onder meer vereist dat een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beslissing op het bezwaarschrift niet in stand zal blijven. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of de door Riu aangevochten beslissing van de Landsbemiddelaar vatbaar is voor bezwaar en beroep op grond van de Lar. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
2.4
Ingevolge artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening kan de landsbemiddelaar op verzoek van de werkgever of van het bestuur van een vakvereniging van werknemers een referendum onder één of meerdere door hem te bepalen categorieën van werknemers in een bedrijf houden ten einde vast te stellen welke vakvereniging door de meerderheid van die werknemers wordt aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen. Aan het referendum kunnen slechts deelnemen rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen van werknemers, wier statuten de bevoegdheid tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met name noemen, en die ten genoege van de landsbemiddelaar stukken hebben overgelegd, waaruit blijkt dat de meerderheid van de betreffende categorie of categorieën van werknemers lid van die vereniging is.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de werkgever verplicht de betreffende categorie of categorieën van werknemers op de dag waarop het referendum wordt gehouden, gedurende de door de landsbemiddelaar vastgestelde tijd, voor zover deze binnen hun arbeidstijd valt, met behoud van loon vrijaf te geven, ten einde hun stem uit te brengen.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel is de werkgever verplicht omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst te onderhandelen met het bestuur van de vakvereniging van werknemers, die bij het referendum door de meerderheid van de werknemers werd aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen.
Ingevolge artikel 20 worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere voorschriften gegeven. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven door het vaststellen van onder andere het Arbeidsvredebesluit III.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsvredebesluit III doet de landsbemiddelaar binnen 48 uur na ontvangst van een verzoek, als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van de Arbeidsgeschillenlandsverordening, de betrokken werkgever en de vakvereniging van werknemers, die het verzoek heeft gedaan, schriftelijk mededeling van de ontvangst van het verzoek, alsmede van de mogelijkheid voor vakverenigingen van werknemers om binnen 14 dagen na dagtekening van de mededeling de wens tot deelname aan een onder werknemers van het betrokken bedrijf te houden referendum aan de landsbemiddelaar kenbaar te maken.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, hoort de landsbemiddelaar, indien één of meer vakverenigingen van werknemers hun wens tot deelname aan het referendum kenbaar maken, de werkgever en die vakvereniging of vakverenigingen van werknemers zo spoedig mogelijk, teneinde te bepalen, welke categorie of categorieën van werknemers voor deelname aan het referendum in aanmerking komen.
Ingevolge het tweede lid is de werkgever desverzocht verplicht de bemiddelaar uiterlijk binnen 48 uur in drievoud een lijst over te leggen met de namen, voornamen, de datum, het jaar en de plaats van geboorte, alsmede de functie van de desbetreffende werknemers in zijn bedrijf.
Ingevolge het derde lid deelt de landsbemiddelaar de werkgever en de in het eerste lid bedoelde vakverenigingen van werknemers zo spoedig mogelijk schriftelijk de door hem bepaalde categorie of categorieën van werknemers die voor deelname aan het referendum in aanmerking komen mede.
2.5
De Landsbemiddelaar ontleent zijn bevoegdheid tot het houden van een referendum aan artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening. Die bevoegdheid berust daarmee op een publiekrechtelijke grondslag. Het gaat hier immers niet om een bevoegdheid die een ieder toekomt op grond van het burgerlijk recht. De beslissing van de Landsbemiddelaar tot het houden van een referendum brengt voorts voor de werkgever de wettelijke verplichting mee om – kort gezegd – aan het referendum mee te werken en zijn werknemers de gelegenheid te bieden om met behoud van loon hun stem uit te brengen.
Voorts heeft de Landsbemiddelaar bij zijn brief van 20 mei 2015 Riu te kennen gegeven, welke categorieën werknemers aan het referendum zullen deelnemen, zodat die brief tevens een op grond van artikel 2, derde lid, van het Arbeidsvredebesluit III gegeven beschikking in de zin van artikel 2 van de Lar behelst [1] .
2.6
Gelet hierop is de beslissing van de Landsbemiddelaar tot het houden van een referendum onder de door hem bepaalde categorieën van werknemers gericht op (publiekrechtelijk) rechtsgevolg en daarmee een beschikking in de zin van artikel 2 van de Lar. Dit betekent dat tegen deze beschikking voorziening openstaat op grond van deze Landsverordening. Het belang van zowel de werkgever als de vakvereniging die om het referendum heeft verzocht, is rechtstreeks bij deze beschikking betrokken.
2.7
Het spoedeisend belang aan de zijde van Riu is genoegzaam aannemelijk gemaakt, nu zij, indien de uitslag van het referendum zal zijn dat de deelnemende vakbond de meerderheid van de werknemers vertegenwoordigen, gedwongen zal kunnen worden om op korte termijn met deze vakbond te onderhandelen over een collectieve arbeidsovereenkomst.
Inhoudelijk
2.8
Riu stelt zich op het standpunt dat de Landsbemiddelaar, door te bepalen dat departementale referenda zullen worden gehouden zoals deze door de betrokken vakbond is verzocht, een onjuiste toepassing geeft aan artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening. Zij heeft daartoe – kort gezegd – betoogd dat artikel 14a, eerste lid, van de Arbeidsgeschillenverordening verweerder geen ruimte biedt om de categorie van werknemers onder wie een referendum wordt gehouden, te beperken tot enkel die werknemers, werkzaam bij een bepaalde organisatorische (onder)afdeling binnen haar arbeidsorganisatie. Door het in de wettekst gebezigde woord “categorieën” gelijk te stellen met het verschijnsel van (onder)afdelingen van een bedrijf handelt verweerder in strijd met de wet en de bedoeling van de wetgever, aldus Riu.
Riu is voorts van mening dat de Landsbemiddelaar bij zijn besluitvorming onvoldoende haar belangen als werkgeefster heeft betrokken. In dit verband heeft Riu ter zitting onder meer naar voren gebracht er als werkgeefster groot belang bij te hebben om binnen haar ondernemingen niet met een versnippering van rechtspositieregelingen geconfronteerd te worden en te voorkomen dat zij met meerdere vakbonden zal moeten onderhandelen.
2.9
Verweerder heeft de juistheid van de door verzoekster aangevoerde gronden bestreden.
2.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de partijen verdeeld houdende vraag naar de uitleg van het begrip ‘categorie’ in artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening er een is van principiële aard, voor de beantwoording waarvan de onderhavige procedure zich niet goed leent: De onderhavige procedure kan naar zijn aard slechts uitmonden in een voorlopig oordeel hieromtrent.
2.11
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.11.1
De Memorie van Toelichting op artikel 14a, lid 1, eerste volzin, van de Arbeidsgeschillenverordening luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“De Landsbemiddelaar wordt door deze bepaling bevoegd verklaard een referendum onder één of meerdere door hem te bepalen categorieën van werknemers in het bedrijf te houden. Hij zal van deze bevoegdheid slechts gebruik maken indien hij van oordeel is dat het houden van een referendum zin heeft. Zulks zal het geval zijn wanneer die categorie of categorieën werknemers zodanig georganiseerd zijn dat er een redelijke kans bestaat op aanwijzing van een vakbond door de betreffende werknemers als meerderheidsvakbond die gerechtigd zal zijn als onderhandelingspartner van de werkgever op te treden. (…)
Al naar gelang de aard van de arbeidsverhoudingen in het bedrijf van de werkgever zal de landsbemiddelaar met het belang van de arbeidsvrede voor ogen zoveel mogelijk na overleg met de werkgever en de vakbond dienen te bepalen welke categorie of categorieën werknemers het referendum zal betreffen en welk personeel (bv. stafpersoneel) niet. (…) ”
2.11.2
De Landsbemiddelaar heeft onweersproken gesteld dat hij bij de bepaling van de categorieën van werknemers binnen Riu, aansluiting heeft gezocht bij de bedrijfsstructuur van Riu (7 tot 8 afdelingen), waarbij elke afdeling bestaat uit een manager, enkele supervisors en het overige personeel.
2.12
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sluit de wet noch de wetsgeschiedenis de door de Landsbemiddelaar aan bedoeld begrip gegeven invulling, niet uit. Dat de wetgever met categorieën uitsluitend heeft bedoeld, de onderverdeling van de werknemers in horizontale zin, namelijk directie, hoger– en middenkader en overig personeel, zoals door Riu is betoogd, vloeit niet zonder meer voort uit de wettekst noch uit de wetsgeschiedenis.
2.13
Wat betreft de stelling van Riu dat de landsbemiddelaar onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Ter zitting heeft de Landsbemiddelaar vooralsnog genoegzaam aannemelijk gemaakt dat de wijze waarop hij – en zijn voorgangers – al decennialang invulling geven aan het begrip “categorie” tot op heden zelden dan wel niet ertoe heeft geleid dat (1) verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten binnen een bedrijf tot stand zijn gekomen noch (2) dat binnen een organisatie meerdere vakbonden als onderhandelingspartners van de werkgever optreden. Dit geldt te meer nu is gebleken dat slechts een vakbond, te weten de FTA, zal deelnemen aan het referendum en dat er binnen de organisatie van Riu, na acht jaar exploitatie, nog geen enkele vakvereniging als onderhandelingspartner bestaat.
2.14
Wat betreft de stelling van Riu dat zij, vanwege de omstandigheid dat het hotel wegens rennovatie is gesloten, niet kan voldoen aan de wettelijke verplichting om de aankondiging van het referendum op te hangen op een voor de werknemers gemakkelijk toegankelijke plaats, overweegt de voorzieningenrechter dat deze omstandigheid geen onevenredig nadeel voor Riu, als bedoeld in artikel 54, eerste lid van de Lar oplevert, zodat ook deze omstandigheid niet kan leiden tot schorsing van de beschikking van de Landsbemiddelaar tot het houden van een referendum. Evenmin kan de omstandigheid dat Riu, indien de beschikking niet wordt geschorst en het referendum plaatsvindt, wellicht geen belang meer zal hebben in de verdere bezwaarprocedure, een schorsing van bedoelde beschikking rechtvaardigen.
2.15
Het vorenstaande leidt tot de voorlopige conclusie dat de bestreden beschikking niet in strijd is met de wet noch met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en dat de Landsbemiddelaar in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om voor bepaalde categorieën van werknemers van Riu, een referendum te houden op vrijdag 5 juni 2015.
2.16
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 4 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.zie ook Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 15-12-2014, HLAR 68062/13, ECLI:NL:OGHACMB:2014:94