In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de vader, X, die vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. C.J. Hart, tegen de moeder, Y, die in persoon procedeerde. De minderjarige, Z, is geboren in Aruba en de moeder oefent van rechtswege het gezag over haar uit. De vader heeft het verzoek ingediend op 29 juli 2015, en de mondelinge behandeling vond plaats op 27 oktober 2015, waarbij de Voogdijraad vertegenwoordigd was door mevrouw A. Flanders.
De vader verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Dit artikel biedt de vader de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om gezamenlijk gezag te verkrijgen, mits dit in het belang van het kind is. Tijdens de zitting bleek dat de ouders in gezinsverband samenwonen en de minderjarige gezamenlijk verzorgen en opvoeden. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de vader.
Het gerecht heeft, na het horen van de Voogdijraad, geoordeeld dat beide ouders geschikt zijn om de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Daarom is besloten om het gezag over de minderjarige gezamenlijk aan de ouders toe te kennen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De griffier zal aantekening houden in het gezagsregister, conform de relevante wetgeving.