ECLI:NL:OGEAA:2015:52

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
LAR nr. 1072 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende koffiehuis- en restaurantvergunning

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft verzoekster, een inwoner van Aruba, het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht aan de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport, die verantwoordelijk is voor het verlenen van een koffiehuisvergunning en een restaurantvergunning B. Verzoekster had op 22 oktober 2014 een aanvraag ingediend voor deze vergunningen, maar ontving geen tijdige beslissing. Hierop heeft zij op 29 april 2015 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing en op 21 mei 2015 het gerecht verzocht om een bevel aan de minister om een reële beslissing te nemen op haar verzoek, met de dreiging van een dwangsom bij niet-naleving.

Het gerecht heeft de zaak behandeld zonder partijen te horen, omdat het verzoek evident niet voor inwilliging vatbaar was. De rechter oordeelde dat de termijn waarbinnen de minister op het bezwaarschrift moest beslissen nog niet was verstreken, en dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij een onmiddellijke beslissing op haar primaire verzoek. De rechter heeft de relevante artikelen van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) aangehaald, die de termijnen en procedures voor het behandelen van bezwaarschriften en het nemen van beslissingen door bestuursorganen regelen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het verzoek van verzoekster afgewezen, met de overweging dat de wettelijke termijnen nog niet waren overschreden en dat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De uitspraak werd gedaan op 1 juni 2015 door rechter W.C.E. Winfield en werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juni 2015
LAR nr. 1072 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.E.B. Gibbs,
gericht tegen:
de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij aanvraagformulier van 22 oktober 2014 heeft verzoekster verweerder verzocht haar een koffiehuisvergunning en restaurantvergunning B te verlenen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft verzoekster op 29 april 2015 bezwaar gemaakt.
Tevens heeft zij zich op 21 mei 2015 tot het gerecht gewend met het verzoek om, bij wijze van voorlopige voorziening, verweerder te bevelen een reële beslissing te nemen op straffe van verbeurte van een dwangsom bij het niet gevolg geven aan dat bevel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Hoewel de Lar daarvoor geen uitdrukkelijke grondslag biedt, brengt een redelijke wetstoepassing mee dat in bepaalde gevallen uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden gedaan, zonder dat partijen tevoren ter zitting zijn gehoord. Daarvoor kan aanleiding bestaan, indien onverwijlde spoed dit vereist, alsmede in het geval dat het verzoek evident niet-ontvankelijk of niet voor inwilliging vatbaar is, dan wel het verzoek blijk geeft van misbruik van procesrecht.
2.3
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
2.4
Ingevolge artikel 15, onder a, van de Lar – voor zover hier van belang – stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
2.5
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Lar brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan advies uit binnen vier weken nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen.
Ingevolge het tweede lid kan de commissie, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies uit te brengen binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.
2.6
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Lar neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
2.7
Naar het oordeel van het gerecht is het verzoek evident niet voor inwilliging vatbaar. Daartoe wordt als volgt overwogen. De termijn waarbinnen verweerder op het bezwaarschrift dient te beslissen is, gelet op de artikelen 15, 19 en 20 van de Lar, nog niet verstreken. Het verdraagt zich niet met deze wettelijke bepalingen, indien verweerder wordt opgedragen om, hangende de procedure op bezwaar, reeds vóór het verstrijken van de daarin gestelde termijn een beslissing te nemen op het bezwaarschrift. Voor zover verzoekster met haar verzoek om een voorlopige voorziening uitsluitend wenst te bewerkstelligen dat alsnog een reële (primaire) beslissing wordt genomen op haar initiële verzoek, vermag het gerecht niet in te zien welk spoedeisend belang verzoekster daarbij heeft. Verzoekster stelt zich immers op het standpunt dat niet tijdig op dat verzoek is beslist. Uitgaande van die stelling moet op grond van artikel 9, tweede lid, van de Lar worden aangenomen dat een inhoudelijk afwijzende beschikking op dat verzoek tot stand is gekomen. Een dergelijke beschikking is voor de toepassing van de Lar even “reëel” als een beschikking die op schrift is gesteld.
2.8
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.