In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over twee minderjarigen, A en B, en de vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen. De moeder, verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.J. Pieters, verzocht om alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te worden belast. De vader, verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.D. Gomez, verzocht om een omgangsregeling vast te stellen en concludeerde tot afwijzing van het verzoek van de moeder.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 27 januari 2015 werd ingediend. Er volgden verschillende zittingen, waaronder een verhoor van de minderjarige A op 30 maart 2015 en een mondelinge behandeling op 14 april 2015. De Voogdijraad heeft een rapport ingediend op 11 augustus 2015, waarin werd geconcludeerd dat beide ouders betrokken zijn bij het leven van de minderjarigen en dat de communicatie tussen hen niet zodanig verstoord is dat de minderjarigen klem of verloren dreigen te raken.
Het gerecht overwoog dat, op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, het gezamenlijk gezag alleen kan worden beëindigd in uitzonderlijke gevallen. Gezien het advies van de Voogdijraad en de argumenten van beide partijen, concludeerde het gerecht dat er geen onaanvaardbaar risico bestond voor de minderjarigen en wees het verzoek van de moeder af. Tevens werd een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader recht heeft op omgang met de minderjarigen op specifieke dagen en tijden, en werd bepaald dat de kosten door beide partijen zelf gedragen worden.