ECLI:NL:OGEAA:2015:485

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
LAR nr. 2441 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tardief ingediend verzoek ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft verzoekster, een N.V. gevestigd in Aruba, op 2 mei 2011 een bezwaarschrift ingediend tegen het uitblijven van een beschikking met betrekking tot de uitgifte van een perceel domeingrond voor de aanleg van een pier. Na een eerdere uitspraak van het gerecht op 15 februari 2012, waarin werd bepaald dat de minister binnen twee maanden een beslissing moest nemen, heeft verzoekster op 13 september 2013 een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek was gericht op het opleggen van een dwangsom aan de minister voor het niet tijdig nemen van een beslissing.

De zaak is behandeld op 25 mei 2015, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De minister voerde aan dat het verzoekschrift tardief was ingediend, aangezien er op 15 april 2012 al een nieuwe fictieve afwijzende beslissing was ontstaan. Verzoekster had volgens de minister binnen zes maanden na deze beslissing haar verzoekschrift moeten indienen, maar deed dit pas na 16 maanden.

Het gerecht oordeelde dat het verzoek inderdaad tardief was, omdat er een redelijke termijn van zes maanden gold voor het indienen van een verzoekschrift. Het gerecht wees het verzoek af, omdat het niet tijdig was ingediend. Ten overvloede merkte het gerecht op dat er nog geen gevolg was gegeven aan de eerdere uitspraak van 15 februari 2012, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 2 november 2015
LAR nr. 2441 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[ ] N.V.,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
gericht tegen:
de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Op 2 mei 2011 heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend tegen het uitblijven van een beschikking op zijn verzoek tot uitgifte in erfpacht dan wel verhuur van een perceel domeingrond gelegen in de territoriale wateren van Aruba met het oog op het aanleggen van een pier. Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift heeft verzoekster op 14 september 2011 beroep ingesteld bij het gerecht.
1.2
Bij uitspraak van 15 februari 2012 (LAR nr. 2170 van 2011) is de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaarschrift van 2 mei 2011 vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster.
1.3
Op 13 september 2013 heeft verzoekster een verzoekschrift op grond van artikel 53 van de Lar ingediend, waarin zij dit gerecht verzoekt om verweerder een dwangsom ter hoogte van Afl. 25.000,- op te leggen per dag of gedeelte van een dag dat verweerder niet in gebreke blijft om een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster van 2 mei 2011.
1.4
De zaak is behandeld ter zitting van 25 mei 2015, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden. De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Op grond van het bepaalde in artikel 53 van de Lar kan het gerecht op verzoek van de wederpartij, het bestuursorgaan dat in gebreke blijft om tijdig een nieuwe beslissing te nemen na vernietiging door het gerecht van een eerdere beslissing, verplichten alsnog gevolg te geven aan die uitspraak, al dan niet onder verbeurte van een dwangsom.
2.2
Niet in geschil is dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekster d.d. 2 mei 2011 heeft beslist zoals bij uitspraak van dit gerecht van 15 februari 2012 aan verweerder is opgedragen. Verweerder heeft daarentegen aangevoerd dat verzoekster op 21 december 2011 een antwoord heeft gekregen op haar (herhaalde) verzoek om uitgifte van een perceel in erfpacht dan wel huur in territoriale wateren en dat derhalve wel gevolg is gegeven aan de uitspraak van het gerecht van 15 februari 2012. Daarnaast voert verweerder dat het onderhavige verzoekschrift tardief is ingediend, nu er al op 15 april 2012 een (nieuwe) fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van verzoekster is ontstaan. Verzoekster had, zo meent verweerder, binnen zes maanden na het ontstaan van de (nieuwe) fictieve afwijzende beslissing het onderhavige verzoekschrift bij het gerecht moeten indienen. Nu verzoekster het onderhavige verzoekschrift pas na 16 maanden bij het gerecht heeft ingediend, concludeert verweerder tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoekschrift.
2.3
Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Met verweerder is het gerecht van oordeel dat er op 15 april 2012 wederom een fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van verzoekster is ontstaan, waartegen verzoekster (wederom) binnen acht weken in bezwaar had kunnen gaan dan wel een verzoekschrift op grond van artikel 53 van de Lar kon indienen. Verzoekster heeft van deze laatste mogelijkheid gebruik gemaakt.
2.4
In artikel 53 van de Lar is geen termijn opgenomen waarbinnen een verzoekschrift als het onderhavige bij het gerecht dient te worden ingediend. De rechtszekerheid, die ook voor het bestuursorgaan geldt, gebiedt evenwel dat na het verloop van een bepaalde – redelijke – termijn een (fictieve) beslissing definitief en rechtens onaantastbaar wordt. Voor beantwoording van de vraag wat in deze als redelijke termijn heeft te gelden, dient, nu in de Lar een termijnstelling ontbreekt, aansluiting te worden gezocht bij wel in de wet geregelde gevallen. Het gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Ingevolge artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak is een ambtenaar bevoegd om binnen een termijn van zes maanden een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen indien niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een veroordeling uitgesproken bij een onherroepelijk geworden beslissing of uitspraak.
2.5
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat in dit geval een termijn van zes maanden als redelijke termijn dient te worden aangemerkt. Nu het onderhavige verzoek na een termijn van ruim 16 maanden na de fictieve afwijzende beslissing van 15 april 2012 is ingediend, is het tardief en daarom niet toewijsbaar. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
2.6
Ten overvloede overweegt het gerecht dat, in tegenstelling tot hetgeen verweerder heeft aangevoerd, nog geen gevolg is gegeven aan de uitspraak van dit gerecht van 15 februari 2012. Uit het schrijven van 21 december 2011 blijkt op geen enkele wijze dat daarmee is beoogd te beslissen op het door verzoekster op 2 mei 2011 ingediende bezwaarschrift.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat er geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2015, in aanwezigheid van de griffier.