ECLI:NL:OGEAA:2015:48

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 mei 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
EJ. nr. 436 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de vader met omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en hem eenhoofdig gezag over de kinderen toe te kennen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. de Bie, voerde verweer en vroeg om een onderzoek door de Voogdijraad naar de hoofdverblijfplaats en het gezag. De procedure begon met een verzoekschrift van de vader op 26 februari 2014, gevolgd door een verweerschrift van de moeder op 26 augustus 2014. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat er sprake was van een verstoorde communicatie tussen de ouders, wat de belangen van de kinderen in gevaar bracht.

De Voogdijraad heeft in haar rapport bevestigd dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de minderjarigen en dat de vader een stabiele thuissituatie biedt, terwijl de moeder onvoorspelbaar is. Het gerecht oordeelde dat de minderjarigen klem zijn geraakt tussen de ouders en dat het in hun belang is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De vader werd met het eenhoofdig gezag belast, en de hoofdverblijfplaats van de kinderen werd bij hem vastgesteld. Tevens werd een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vastgesteld, die ingaat op 16 mei 2015. De vader heeft ook verzocht om alimentatie, waarover de behandeling later zal worden voortgezet.

Uitspraak

Beschikking van 5 mei 2015
Behorend bij EJ. nr. 436 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. A. de Bie.
Belanghebbenden:
[kind 1],
[kind 2],
hierna: de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 26 februari 2014;
- het verweerschrift van de moeder, ingediend ter zitting van 26 augustus 2014;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 26 augustus 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad zijn aanwezig mevrouw S.M. Maduro en mr. M. Ras-Pieternella.
- het rapport zijdens de Voogdijraad, ingediend 6 maart 2015;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 5 mei 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad zijn aanwezig mevrouw R. Kelly, drs. D. Werleman en mevrouw A. Flanders.
De (tussen)uitspraak is terstond gedaan.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [datum] 2005 in Aruba geboren [kind 1] en op [datum] 2007 in Aruba geboren [kind 2] (hierna: de minderjarigen). De minderjarigen zijn door de vader erkend.
2.2
Op verzoek van beide ouders (GRIF-1882/13) is op 11 september 2013 in het gezagsregister aangetekend dat partijen het gezag samen uitoefenen.
2.3
Bij vonnis van 8 april 2014 (KG-717/14) is bepaald dat de minderjarigen voorlopig totdat zal zijn beslist in onderhavige zaak, het hoofdverblijf bij de vader hebben en is een voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vastgesteld.

3.STANDPUNT VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek van de vader strekt ertoe om moeder te verbieden wijziging in de verblijfplaats van de minderjarigen te brengen, te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij hun vader zullen hebben, te bepalen dat de moeder met ingang van indiening van het verzoek Afl. 300,- per kind per maand zal voldoen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vast te stellen, danwel elk andere zodanige beslissing te nemen, met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure. Ter zitting van 26 augustus 2014 heeft de vader tevens verzocht om hem eenhoofdig met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te belasten.
3.2
De moeder voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van het verzoek, en verzoekt om de Voogdijraad te gelasten een onderzoek te verrichten ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en het gezag, een beslissing ten aanzien van de bijdrage in opvoeding op te schorten, de proceskostenveroordeling achterwege te laten en een omgangsregeling vast te stellen. Ter zitting van 5 mei 2015 heeft de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag te belasten en heeft aangegeven dat zij inmiddels over een woning beschikt met drie slaapkamers.

4.DE BEOORDELING

Het gezag

4.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het gerecht overweegt dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast, zoals met name indien de (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. (HR 18 maart 2005, LJN AS8525; vgl. HR 10 september 1999, NJ 2000, 20).
4.2
Uit het onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat er sprake is van een verstoorde communicatie tussen de ouders. In het rapport van de Voogdijraad staat dat de ouders niet in staat zijn om met elkaar te communiceren aangaande de minderjarigen en dat de moeder een rigide en starre denkwijze heeft en niet bereid is te communiceren met de vader, zodat zij niet samen belangrijke beslissingen aangaande de minderjarigen kunnen nemen. Voorts, dat de minderjarigen bij de vader voldoende toezicht, aandacht, zorg en stabiliteit krijgen, terwijl zij bij de moeder geen structurele dag- en nachtritme en veel vrijheid hebben en de moeder onvoorspelbaar is en weinig grenzen stelt aan de minderjarigen. De minderjarigen raken derhalve klem tussen de ouders. De Voogdijraad concludeert dat de moeder haar starre denkwijze niet kan scheiden van wat in het belang is van de minderjarigen en niet in staat is om aan haar verantwoordelijkheid als gezagdraagster te dragen, en dat de vader geniet van een stabiele thuissituatie en psychologisch adequaat is, waardoor hij de minderjarigen de nodige bescherming, opvoeding en verzorging kan bieden. De Voogdijraad adviseert dan ook om, in het belang van de minderjarigen, de vader met het eenhoofdig gezag over hen te belasten.
4.3
Gelet op het rapport van de Voogdijraad en op hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben aangevoerd, is het gerecht van oordeel dat de minderjarigen klem zijn geraakt tussen de ouders en niet valt te verwachten dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering hierin komt. Dit levert een wijziging van omstandigheden op zoals bedoeld in artikel 1:253n BW, zodat het gerecht het gezamenlijk gezag zal beëindigen en zal bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de vader toekomt. Dit houdt tevens in dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen voortaan bij de vader zal zijn.
De omgangregeling
4.4
De minderjarigen en de moeder, zijnde de (voortaan) niet met het gezag belaste ouder, hebben recht op omgang met elkaar. Het gerecht zal een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen en daarbij zoveel mogelijk aansluiten bij het voorstel van de Voogdijraad.
Alimentatie
4.5
De vader heeft verzocht de moeder te veroordelen tot betaling van alimentatie.
Gelet op het verzoek van de moeder zal het gerecht partijen in de gelegenheid stellen hun mening over de behoefte aan en de draagkracht voor een bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarigen kenbaar te maken onder overlegging van een met stukken onderbouwd overzicht van hun inkomen en uitgaven. De behandeling hierover zal op een hieronder te noemen datum worden voortgezet.
4.6
Iedere verdere behandeling zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
beëindigt het gezamenlijk gezag van [vader] en [moeder] over de minderjarigen [kind 1], geboren op [datum] 2005 in Aruba en [kind 2], geboren op [datum] 2007 in Aruba,
bepaalt dat het gezag over voornoemde minderjarigen voortaan alleen aan de vader, [naam vader], toekomt,
bepaalt dat de griffier deze beslissing aantekent in het gezagsregister,
bepaalt de omgangsregeling tussen de moeder [naam moeder] en de minderjarigen ingaande 16 mei 2015 als volgt:
- het ene weekeinde: van vrijdag na school tot en met zondagmiddag om 12.00 uur;
- het andere weekeinde: van zaterdagochtend 9.00 uur tot en met zondagmiddag om 12.00 uur;
- op Moederdag, zondag 10 mei 2015.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
bepaalt dat de behandeling omtrent de kinderalimentatie zal worden voortgezet op
dinsdag 30 juni 2015 om 14.30 uur,
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 5 mei 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.