In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in het geschil tussen X NV, vertegenwoordigd door mr. A, en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen, vertegenwoordigd door mr. B. Belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding en om teruggaaf van teveel betaalde invoerrechten ter hoogte van Afl. 9.407,80. De Inspecteur had eerder het verzoek om teruggaaf afgewezen, waarna belanghebbende bezwaar aantekende. Dit bezwaar werd echter niet ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de Inspecteur heeft aangegeven dat hij volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van belanghebbende, waardoor het belang aan de procedure is komen te ontvallen.
Het Gerecht heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, verwijzend naar de bestaande wetgeving die geen mogelijkheid biedt voor vergoeding van proceskosten in belastingprocedures. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft in het verleden ook dergelijke verzoeken afgewezen. Het Gerecht heeft aangegeven dat het niet wenselijk is om vooruitlopend op aangekondigde wetgeving een buitenwettelijke proceskostenvergoeding toe te kennen. Het Gerecht heeft wel opgemerkt dat het in de toekomst mogelijk anders kan oordelen indien er geen wetgeving op dit punt komt.
Daarnaast heeft het Gerecht bepaald dat de Inspecteur, nu hij materieel volledig tegemoet is gekomen aan belanghebbende, het door belanghebbende betaalde griffierecht dient te vergoeden op basis van artikel 18, lid 4 van de Landsverordening Beroep in Belastingzaken. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.