ECLI:NL:OGEAA:2015:405

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
EJ nr. 636 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging alimentatiebeschikking in de zaak tussen vader en moeder betreffende de kinderalimentatie

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een verzoek tot wijziging van een alimentatiebeschikking. De vader, A, heeft verzocht om de alimentatie voor zijn minderjarige dochter D, geboren in 1997, te verlagen naar nihil, omdat hij stelt dat hij sinds 1999 onvoldoende draagkracht heeft om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. De moeder, B, heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om verhoging van de alimentatie naar Afl. 350,- per maand, onderbouwd met de verhoogde behoefte van de inmiddels 17-jarige D. De procedure begon met een verzoekschrift van de vader op 26 maart 2015, gevolgd door een verweerschrift van de moeder op 9 juni 2015. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juni 2015 waren beide partijen aanwezig.

De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van wijziging van omstandigheden, waardoor de eerdere alimentatiebeschikking niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De vader heeft zijn verzoek onderbouwd met argumenten over zijn financiële situatie, waaronder het niet afmaken van de politieopleiding en een periode van werkloosheid. De moeder heeft haar verzoek om verhoging van de alimentatie onderbouwd met de huidige kosten van de minderjarige.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft de rechter besloten dat de vader een maandelijkse bijdrage van Afl. 115,- moet betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige D, met ingang van 1 april 2015. De rechter heeft de eerdere beschikking van 14 oktober 1998 gewijzigd en de kosten gecompenseerd, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan op 6 oktober 2015.

Uitspraak

Beschikking van 25 augustus 2015
behorend bij EJ nr. 636 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
A,
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaten mrs. G.L. Griffith en N.S. Gravenstijn,
en
B,
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna : de moeder,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 26 maart 2015;
  • het verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, ingediend op 9 juni 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 16 juni 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder in persoon.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten C op … 1995, en D op … 1997 (hierna samen aan te duiden als: de kinderen). Bij vonnis van 2 september 1998 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 14 oktober 1998, is de moeder tot voogdes over de kinderen benoemd en is bepaald dat de vader ingaande 1 november 1998 via de Voogdijraad een bedrag van Afl. 200,- per kind per maand zal betalen ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
2.3
Bij brieven van 11 februari 2014 en 24 februari 2015 is de vader door de Voogdijraad aangemaand tot betaling van de achterstand - die op 18 februari 2015, Afl. 52.300,- bedroeg - in de kinderalimentatie.

3.DE BEOORDELING

3.1
De vader heeft verzocht (i) voornoemde beschikking van 14 oktober 1998 te wijzigen aldus dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie ten behoeve van de thans nog minderjarige D (hierna te noemen: de minderjarige) wordt bepaald op nihil, omdat die beschikking door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, en (ii) de achterstallige alimentatie op nihil te stellen.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de vader – kort samengevat – gesteld dat hij al vanaf 1999 geen althans onvoldoende draagkracht heeft om aan zijn alimentatieverplichting te voldoen, omdat hij (a) in de periode van 1999 tot 2008 geen vast inkomen heeft genoten, nu hij in 1999 de politieopleiding niet heeft afgemaakt, tussen 1999 en 2002 steeds voor korte periodes via een uitzendbureau heeft gewerkt, en in de periode van 2002 tot 2007 in Nederland woonde en alleen parttime heeft gewerkt, (b) in 2003 een ander kind heeft gekregen, en (c) in 2013 drie maanden verstoken van inkomen is geweest vanwege een onterecht gegeven ontslag op staande voet, waardoor hij een betalingsachterstand heeft opgelopen in zijn maandelijkse verplichtingen.
3.2
De moeder heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van de vader. Op haar beurt heeft zij verzocht om wijziging van die beschikking in die zin dat de alimentatiebijdrage van de vader ten behoeve van de minderjarige wordt bepaald op Afl. 350,- per maand. Daartoe heeft zij, kort samengevat, gesteld dat thans sprake is van een verhoogde behoefte van de inmiddels 17-jarige minderjarige. Hiertegen heeft de vader geen verweer gevoerd.
3.3
Beide verzoeken zijn gebaseerd op artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
3.4
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van wijziging van omstandigheden waardoor de alimentatiebeschikking niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Het gerecht stelt dan ook vast dat die alimentatiebeschikking inmiddels is achterhaald en niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
Het gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.
Ingangsdatum nieuwe alimentatie
3.5
Het gerecht begrijpt het verzoek van de vader om nihilstelling van de betalingsachterstand aldus, dat de vader de datum waarop hij stelt dat de eerste wijziging is ingetreden, namelijk het niet afmaken van de politieopleiding in 1999, als ingangsdatum opvoert voor zijn verzoek om wijziging van de alimentatiebeschikking. Het gerecht ziet hierin aanleiding allereerst een beslissing over de ingangsdatum van de eventueel te verlagen bijdrage te geven.
3.6
Voorop wordt gesteld dat artikel 1:402, lid1 BW de rechter grote vrijheid laat bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn ingetreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn, de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechter beslist. Volgens vaste jurisprudentie zal de rechter die beslist op een verzoek tot wijziging van een eerder vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud, in het algemeen een behoedzaam gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid de wijziging te laten ingaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum (vgl. HR 21 december 2007; ECLI:NL:HR:2007:BB4757).
3.7
Deze maatstaf in aanmerking nemend, alsmede het feit dat de vader geen beroep heeft ingesteld tegen de beschikking, waarvan hij thans wijziging vraagt, en geen van beide partijen eerder wijziging van die beschikking heeft verzocht, acht het gerecht het redelijk om de datum van de indiening van het inleidend verzoekschrift, zijnde 26 maart 2015, als ingangsdatum van een eventueel gewijzigd alimentatiebedrag te hanteren.
3.8
Het voorgaande leidt tevens tot de slotsom dat het verzoek van de vader om nihilstelling van de betalingsachterstand niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De kosten van de minderjarige
3.9
De moeder heeft de kosten van de minderjarige bepaald op Afl. 646,25 per maand. De vader heeft deze kosten niet betwist. Gelet hierop kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op afgerond Afl. 650,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
Draagkracht moeder
3.1
Uit de door de moeder overgelegde salarisstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 7.503,- (inclusief een kindertoelage). De moeder is ambtenaar en ontvangt als zodanig jaarlijks vakantie-uitkering (Afl. 6.385), bashi-premie (Afl. 1.500), reparatiepremie (Afl. 850) en gelijk bedrag (Afl. 1.500). Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld (7.503 + 852 =) Afl. 8.355,-.
Wat betreft de lasten, houdt het gerecht rekening met het forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud, de aflossing van de hypotheeklening ad Afl. 1.767,68, de aflossing van de autolening ad Afl. 663,75, de aflossing van een lening bij de Volkskredietbank van Afl. 300,-, de aflossing van een lening bij de Island Finance van Afl. 465,35. Met de door de moeder opgevoerde aflossing van een lening bij de RBC-bank zal het gerecht geen rekening houden, nu deze lening verder niet is onderbouwd.
De moeder heeft draagkrachtruimte van afgerond (8355 – 4.597 – 105 (kindertoelage) =) Afl. 3.653,-.
Draagkracht vader
3.11
Uit de door de vader overgelegde salarisstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.887,50 (inclusief een kindertoelage van Afl. 150,-), vermeerderd met kerstbonus (224,25), najaarspremie (83,33), stimulansfonds (95) en vakantie-uitkering (211), voor een totaal maandinkomen van Afl. 3.501,-.
Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud, Afl. 400,- aan huur (het gerecht gaat er hierbij van uit dat de partner van de vader voor de helft bijdraagt in de huurkosten), de aflossing van een lening bij de RBC ad Afl. 810,- en een aflossing bij de Island Finance ad Afl. 423,36. De vader heeft derhalve draagkrachtruimte van (3.501 – 3.033 – 150 (kindertoelage)=) Afl. 318,-.
3.12
De vader heeft twee thans nog minderjarige kinderen en ontvangt een kindertoelage ad Afl. 150,- per maand. De helft hiervan komt de minderjarige toe. Gelet voorts op de draagkracht van de ouders zal het gerecht de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige bepalen op (8% x (650 – 52,50 – 75) =) afgerond Afl. 40,-, zodat de vader veroordeeld zal worden tot betalen van een bedrag van Afl. 115,- per maand ten behoeve van de minderjarige.
3.13
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek aanleiding de kosten te compenseren.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 14 oktober 1998 (AR no. 1308 van 1998) in die zin dat het bedrag dat de vader A dient te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige D, geboren op … 1997 in Aruba, met ingang van 1 april 2015 zal worden bepaald op Afl. 115,- per maand,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 6 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.