In deze beschikking van 29 september 2015, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, zijn de verzoeken van de man en de moeder betreffende de erkenning en het gezag over hun minderjarige kinderen behandeld. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Marchena, verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van [kind 1] en om gezamenlijk gezag over zowel [kind 1] als [kind 2]. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, gaf aan geen bezwaar meer te hebben tegen de erkenning van [kind 1] door de man, maar het verzoek werd afgewezen wegens gebrek aan belang. Het verzoek tot gezamenlijk gezag over [kind 1] werd eveneens afgewezen, omdat de man niet de juridische vader was, en dus niet bevoegd was om dit verzoek in te dienen.
Wat betreft [kind 2] werd vastgesteld dat de man sinds december 2014 in Venezuela verblijft, wat de communicatie tussen de ouders bemoeilijkt. Het gerecht oordeelde dat het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over [kind 2] ook werd afgewezen, omdat het in het belang van het kind niet wenselijk werd geacht. De partijen kwamen ter zitting overeen om de voorlopige omgangsregeling om te zetten in een definitieve regeling. De beschikking bepaalt dat de man elke zaterdag en woensdag omgang heeft met de kinderen, waarbij hij hen ophaalt en terugbrengt. De beschikking eindigt met de afwijzing van andere of verdere verzoeken.