ECLI:NL:OGEAA:2015:27

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
90 van 2015, P-2014/18220
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mislukte overval met geweld en vuurwapens in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 20 mei 2015 veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een mislukte overval op een woning op 11 november 2014. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal met geweld, poging tot afpersing en het voorhanden hebben van vuurwapens. Tijdens de openbare terechtzitting, die plaatsvond op 27 februari, 10 en 29 april 2015, was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.L.F. Dijkhoff. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De tenlastelegging omvatte onder andere het beklimmen van een muur en het dragen van een mes en vuurwapens, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet was voltooid. De verdachte en zijn medeverdachten hadden een plan beraamd om de woning te overvallen, maar het plan mislukte door het afgaan van een alarm. Het gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de misdrijven, ondanks zijn verweer dat hij niet onopvallend gekleed was en niet actief deelnam aan de overval.

Het gerecht kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van de feiten en dat de strafbaarheid van de verdachte niet was uitgesloten. De rechter legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is gewezen door rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken op 20 mei 2015.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1995 in [geboorteplaats],
[woonplaats],
thans [...] gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 februari, 10 en 29 april 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.L.F. Dijkhoff.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
zich daarbij de toegang tot een besloten erf en/of woning (gelegen aan [adres slachtoffer]), in elk geval de plaats van het misdrijf, te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers is/ heeft verdachte met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar dat erf en/of die woning begeven en/of
- over de muur geklommen,
en/of
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (een) perso(o)n(en), te weten die [slachtoffer] en/of (een) andere perso(o)(nen) (aanwezig in de woning gelegen aan [adres slachtoffer]), althans een persoon, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen iemand, te weten [slachtoffer] en/of (een) andere perso(o)(nen) (aanwezig in de woning gelegen aan [adres slachtoffer]), althans een persoon, te dwingen tot de afgifte van goederen/ geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een derde,
immers is/ heeft verdachte met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich (met (een) mes(sen) en/of met bedekt gezicht) naar dat erf en/of die woning begeven en/of
- ( met bedekt gezicht) op en/of over de muur geklommen en/of
- ( daarbij) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich gedragen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
(artikelen 2:288 jo 2:289 jo 2:291 icm 1:119 en/of 2:294 icm 1:119 SR)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van de/het te plegen misdrijf(ven) waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten:
diefstal met braak, verbreking en/of inklimming als omschreven in artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht opzettelijk (een) voorwerp(en), te weten twee bijtels en/of een moker en/of een hamer en/of een knijptang, voorhanden heeft gehad,
en/of
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen als omschreven in artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht afpersing als omschreven in artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk (een) voorwerp(en), te weten twee, althans een, op een vuurwapen gelijkend voorwerp(en) en/of twee, althans een mes(sen) en/of een kapmes en/of een bivakmuts, voorhanden heeft gehad;
(artikel 1: 120 SR)
2.
hij op of omstreeks 11 november 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een (of meer) vuurwapen(s), te weten een (airsoft) pistool van het merk [wapenmerk] en/of te weten een (luchtdruk) pistool van het merk “[wapenmerk]”, in elk geval een (of meer) vuurwapen, althans een soortgelijk voor bedreiging en/of afdreiging geschikt voorwerp, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 jo artikel 1 van de Vuurwapenverordening jo artikel 1 lid 2 van het Vuurwapenbesluit)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1.
hij op
of omstreeks11 november 2014 te Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en
/of
zich daarbij de toegang tot een besloten erf en
/ofwoning (gelegen aan [adres slachtoffer])
, in elk geval de plaats van het misdrijf,te verschaffen en
/ofdie/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/ofinklimming, immers is/heeft verdachte met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar dat erf en
/ofdie woning begeven en
/of
- over de muur geklommen,
en
/of
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (een) perso(o)n(en), te weten die [slachtoffer] en/of (een) andere perso(o)(nen) (aanwezig in de woning gelegen aan [adres slachtoffer]),
althans een persoon,te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
/of
met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen iemand, te weten [slachtoffer] en/of (een) andere perso(o)(nen) (aanwezig in de woning gelegen aan [adres slachtoffer]),
althans een persoon,
te dwingen tot de afgifte van goederen/geld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een derde,
immers is/heeft verdachte met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen,
- zich
(met (een) mes(sen) en
/ofmet bedekt gezicht
)naar dat erf en
/ofdie woning
begeven en
/of
-
(met bedekt gezicht
)op en
/ofover de muur geklommen
en/of
-
(daarbij) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich gedragen,
terwijl de uitvoering van
die voorgenomen misdrijvenniet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks11 november 2014 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,voorhanden heeft gehad
een (of meer)vuurwapen
(s
), te weten een
(airsoft
)pistool van het merk [wapenmerk] en
/of te weteneen
(luchtdruk
)pistool van het merk “[wapenmerk]”,
in elk geval een (of meer) vuurwapen, althans een soortgelijk voor bedreiging en/of afdreiging geschikt voorwerp, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft
.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair
De raadsman heeft - samengevat - betoogd dat de verdachte van het feit onder 1 primair dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte in de bewuste nacht niet zodanig gekleed was dat hij bij een overval onherkenbaar zou zijn geweest.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij met de [medeverdachten 1 en 2], naar de onderhavige woning was gegaan om mari-huanasigaretten te kopen, dat die medeverdachten waren uitgestapt en hij in de auto was blijven zitten. Ook de [medeverdachte 2] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in min of meer gelijke zin verklaard als de verdachte, met dien verstande dat de verdachte en [medeverdachte 1] degenen zijn geweest die uit de auto waren gestapt; [medeverdachte 2] zou in de auto zijn blijven zitten. Slechts de [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er reeds in de woning waar verdachte verbleef en in aanwezigheid van de [medeverdachte 2] het plan werd beraamd om een overval te plegen. Volgens [medeverdachte 1] hebben zij zich met die intentie naar de onderhavige woning begeven, zijn zij - de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] - met bedekte gezichten uit de auto gestapt en hebben de verdachte en [medeverdachte 2], met de hulp van [medeverdachte 1], de erfmuur van die woning beklommen. Het plan is echter niet verwezenlijkt omdat het alarm van de woning afging.
Nu [medeverdachte 1] met zijn weergave van de feiten zijn eigen betrokkenheid bij het feit bloot heeft gelegd en zich niet aan de hem te treffen blaam heeft onttrokken, ziet het gerecht geen aanleiding om zijn lezing van de feiten in twijfel te trekken. Enige reden waarom [medeverdachte 1] verdachte ten onrechte als deelnemer aan het tenlastegelegde zou willen afschilderen heeft verdachte niet gegeven. Het gerecht hecht dan ook geloof aan de verklaringen van [medeverdachte 1] en bezigt die voor het bewijs van dit feit. Het gerecht houdt het bovendien voor onwaarschijnlijk dat personen, die voornemens zijn een overval op een woning te gaan plegen, zich daarbij doen vergezellen van een daarvan onwetende persoon. Zij zouden daarmee immers een niet te verwaarlozen risico op ontdekking nemen. Ook dit maakt verdachtes verklaring ongeloofwaardig. Gelet op het vorenstaande, acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten de overval gezamenlijk hebben beraamd en dat zij alle drie een aandeel in het begin van de uitvoering van het onderhavige feit hebben gehad. Derhalve is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor de conclusie dat verdachte en de medeverdachten in nauwe en bewuste samenwerking de overval en afpersing hebben gepoogd te plegen. Verdachtes verklaring dat hij een groen T-shirt droeg en derhalve niet onopvallend was gekleed, doet aan die conclusie niet af. De verdachte heeft immers erkend dat hij tevens een zwarte, althans donkergekleurde jas bij zich had.
Feit 2
Ook ten aanzien van het feit onder 2 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte de aangetroffen vuurwapens in handen heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting leidt het gerecht af dat verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk het plan hebben beraamd om een overval te plegen bij de woning in kwestie. De [medeverdachte 1] heeft verklaard dat een andere mede-inzittende een airsoftpistool in de auto had meegenomen doch er uiteindelijk van heeft afgezien dat pistool bij de voorgenomen overval op de woning te gebruiken en het in de auto heeft achtergelaten. Het gerecht is, mede gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de bij de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachten in de (nabijheid van) de auto aangetroffen luchtdrukpistolen (een zogeheten airsoftpistool en een paintballpistool) onderdeel vormden van voormeld plan en dat verdachte ook ten aanzien van het voorhanden hebben van die wapens samen met zijn medeverdachten strafrechtelijk aansprakelijk is. Het feit dat verdachte deze wapens niet zelf in handen heeft gehad, staat niet aan die mede-aansprakelijkheid in de weg. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. Uit de omstandigheid dat het aangetroffen airsoftwapen en het paintballwapen zijn meegenomen met het oog op het plegen van een overval op een woning, vloeit voorts voort dat zij voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn en aldus, gelet op artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en artikel 1, tweede lid, van het Vuurwapenbesluit, vuurwapenen zijn als bedoeld in evengenoemde landsverordening.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair:
Poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijker te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 2:291, eerste lid, junctis artikelen 2:289, aanhef en onder a en b, en 1:119 van het Wetboek van Strafrecht,
en
Poging tot afpersing, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:294 junctis artikelen 2:291, tweede lid, 2:289, aanhef en onder a, en 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Beide feiten zijn begaan in eendaadse samenloop.
2. Medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening
,meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan poging tot diefstal met geweld en afpersing bij een woning. Het is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken dat de beoogde strafbare handeling niet is verwezenlijkt. Verdachte en zijn mededaders zijn met hun gedraging geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten bij de onderhavige woningeigenaar worden veroorzaakt. Ook worden gevoelens van verloedering in de samenleving door die gedraging te weeg gebracht.
Voorts heeft verdachte, samen met zijn mededaders, vuurwapens, geschikt voor bedreiging en afdreiging, voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens behoort tot een categorie van feiten die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:133, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 20 mei 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.