In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 13 mei 2015 een beschikking gegeven op het verzoek van A om haar neef B onder curatele te stellen. A, die in persoon procedeerde, heeft het verzoek ingediend op 3 december 2014, gesteund door belanghebbenden C, D en E, die ook familie van B zijn. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat B, die twee jaar geleden een hersenbloeding heeft gehad en gedeeltelijk verlamd is, niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
De procedure omvatte een behandeling op 20 januari 2015, waar A en de belanghebbenden aanwezig waren, en een verhoor van B op 14 april 2015. Tijdens de beoordeling van het verzoek heeft het gerecht de overgelegde stukken, de verklaring van A, en de verklaring van de huisarts van 14 juli 2014 in overweging genomen.
Het gerecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat B wegens een geestelijke stoornis niet in staat is zijn belangen te behartigen. Daarom is het verzoek tot ondercuratelestelling niet voor toewijzing vatbaar. De beslissing van het gerecht was om het verzoek af te wijzen, wat op 13 mei 2015 is uitgesproken door rechter J.J. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier.