ECLI:NL:OGEAA:2015:193

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
178 van 2015, P-2014/19541
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging doodslag en voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 december 2014 in Aruba een poging tot doodslag heeft gepleegd en een vuurwapen in zijn bezit had. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.A.V. Carlo, werd beschuldigd van het opzettelijk afvuren van een vuurwapen in de richting van een slachtoffer, waarbij deze gewond raakte. De officier van justitie, mr. F.A.P.M. van Deutekom, eiste een gevangenisstraf van vier jaar, met onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen munitie. Tijdens de zittingen op 27 maart en 29 mei 2015 heeft de verdediging betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om het slachtoffer te doden en dat de verdachte slechts een waarschuwingsschot had willen lossen. Het gerecht heeft echter de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte opzettelijk met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij niet gerechtvaardigd was om te schieten. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het gerecht legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Tevens werd onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen bevolen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in Aruba te [adres], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2015 en op 29 mei 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo.
De officier van justitie, mr. F.A.P.M van Deutekom, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts is onttrekking aan het verkeer gevorderd van de inbeslaggenomen munitie.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd en heeft bepleit om de verdachte ten aanzien van het aan hem onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1. dat hij op of omstreeks 7 december 2014 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen een of meer kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] aan zijn rechter heup en/of onderbuik werd geraakt, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 7 december 2014 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld met een wapen, te weten een vuurwapen, zijnde een wapen als bedoeld bij artikel 1 lid 2a van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte opzettelijk met een vuurwapen een of meer kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] aan zijn rechter heup en/of onderbuik werd geraakt en/of gewond en/of pijn ondervond;
(artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 7 december 2014 in Aruba voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een revolver, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 icm 11 van de Vuurwapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. dat hij op
of omstreeks7 december 2014 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen een
of meerkogel
(s) in/op en/ofin de richting van het lichaam van die [slachtoffer]
heeftafgevuurd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] aan zijn rechter heup
en/of onderbuikwerd geraakt, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
2. dat hij op
of omstreeks7 december 2014 in Aruba voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een revolver
, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot de conclusie te kunnen komen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. Daartoe is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij niet op het slachtoffer en diens vriend [getuige 1] heeft gericht, maar op een plek op ongeveer 1 meter boven hun hoofden op de muur van de nachtclub waar zij voor stonden. De bedoeling was slechts om een waarschuwingsschot te lossen. Naar de mening van de raadsman wordt de verklaring van de verdachte niet weerlegd door de van het incident gemaakte videobeelden. Op die videobeelden is de verdachte niet te zien, zodat daarop niet valt waar te nemen dat de verdachte zijn vuurwapen op het slachtoffer en [getuige 1] heeft gericht. De omstandigheid dat het slachtoffer niettemin door een kogel is geraakt, kan mogelijk worden verklaard doordat de door de verdachte afgevuurde kogel is afgeketst. De raadsman heeft er in dit verband voorts op gewezen dat zich blijkens de videobeelden tussen het slachtoffer en de verdachte een auto bevond, waardoor het voor de verdachte ook niet mogelijk was om een gericht schot op het slachtoffer te lossen.
Het gerecht verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Niet alleen het slachtoffer en de als getuige gehoorde [getuige 1] hebben verklaard dat de verdachte het wapen op hen richtte en een schot afvuurde. Ook de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben een overeenkomstige verklaring afgelegd. Het gerecht ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen te twijfelen. Dat de aanwezigheid van een van de op de videobeelden waar te nemen auto’s verhinderde dat de verdachte een schot in de richting van de verdachte loste, acht het gerecht op grond van die videobeelden niet aannemelijk geworden. In aanmerking genomen de richting van waaruit het schot blijkens die beelden kennelijk wordt gelost is niet aannemelijk dat een van die auto’s zich tussen het slachtoffer en [getuige 1] enerzijds en de verdachte anderzijds bevond. Daarbij is voorts in aanmerking genomen dat de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] zich volgens hun verklaringen aan de zelfde zijde van de straat bevonden als de verdachte, zodat hun verklaringen, inhoudende dat de verdachte zijn vuurwapen op het slachtoffer en [getuige 1] richtte, erop wijzen dat zijn schootsveld niet werd belemmerd door een auto. Voor de veronderstelling dat de kogel mogelijk is afgeketst bevat het dossier voorts geen aanknopingspunten.
De raadsman heeft tevens betoogd dat uit de zich in het dossier bevindende stukken niet blijkt dat het slachtoffer is geraakt door de kogel afkomstig uit de revolver van verdachte. Nagelaten is te onderzoeken of het kaliber van de kogel overeenkomt met het wapen waarmee de verdachte volgens zijn verklaring heeft geschoten. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat het slachtoffer – per abuis – is geraakt door een kogel, afkomstig uit een vuurwapen van [getuige 1] of van het slachtoffer zelf, aldus de raadsman.
Ook dit verweer wordt verworpen.
Het dossier noch het onderzoek ter terechtzitting heeft enig aanknopingspunt opgeleverd dat zich dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario heeft voltrokken. Dat bij het incident meer dan één schot is gelost, komt uit geen enkel bewijsmiddel naar voren. Evenmin zijn er concrete aanwijzingen dat het slachtoffer of de getuige [getuige 1] zelf een vuurwapen voorhanden had.
De conclusie is derhalve dat de verdachte gericht met een vuurwapen op het slachtoffer en [getuige 1] heeft geschoten, waarbij het slachtoffer in zijn heup is geraakt. Deze handeling is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van de dood van het slachtoffer dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans dat die dood zou intreden, heeft aanvaard. Contra-indicaties als hiervoor bedoeld zijn niet aannemelijk geworden. Het gerecht acht op grond hiervan de opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer in voorwaardelijke zin bewezen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Poging doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij geschoten heeft, omdat hij zag hoe [getuige 1] en het slachtoffer tijdens de discussie met hem, beiden naar hun tas grepen. Toen verdachte die beweging waarnam, dacht hij dat zij naar vuurwapens die zich in hun tas bevonden, grepen en op hem zouden gaan schieten. De verdachte voelde zich daardoor genoodzaakt om zich daartegen te verdedigen en een waarschuwingsschot te lossen. Voor zover daarmee is beoogd een beroep te doen op (putatief) noodweer, faalt dit verweer.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt niet dat [getuige 1] of het slachtoffer vuurwapens voorhanden hadden. Ook is op de ter terechtzitting afgespeelde video-opname niet te zien dat [getuige 1] of het slachtoffer enige beweging naar zijn tas maakt die erop zou kunnen duiden dat zij enige bedreiging vormden voor de verdachte. Derhalve is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de verdachte ten tijde van het schietincident zich in een situatie bevond dat hij zich diende te verweren tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, of dat hij mocht menen dat zich een dergelijke situatie voordeed.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door tijdens een discussie voor een bar met [getuige 1] en het slachtoffer, plotseling met een vuurwapen in de richting van beide mannen te schieten, waarbij het slachtoffer door een kogel in zijn rechterheup is geraakt. Verdachte heeft met zijn daad een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit dat het slachtoffer het leven niet heeft verloren, is een gelukkige omstandigheid die niet te danken is aan de verdachte. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurig de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan ondervinden. Feiten als het thans bewezenverklaarde veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter. Dit wordt versterkt doordat het feit zich in een voor het publiek toegankelijk gebied heeft afgespeeld. Het gerecht rekent verdachte dit zwaar aan en oplegging van een vrijheidsontnemende straf is daarom geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij reeds eerder is veroordeeld voor een misdrijf waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de in de woning van de verdachte inbeslaggenomen kogels en hulzen, welke aan de verdachte toebehorende voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van onderzoek naar de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang en het kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:74, 1:75, 1:76, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 19 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.