In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning en alimentatie. De zaak betreft een man, A, die de minderjarige C wil erkennen, maar hiervoor toestemming nodig heeft van de moeder, B. De moeder heeft zich verzet tegen de erkenning, omdat dit zou betekenen dat de minderjarige de geslachtsnaam van de man zou krijgen en er nauwelijks contact tussen hen bestaat. Het gerecht heeft overwogen dat zowel de minderjarige als de verwekker recht hebben op erkenning van hun relatie. De emotionele weerstand van de moeder is niet voldoende om de toestemming te weigeren, tenzij er significante negatieve gevolgen voor het kind zijn. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende feiten heeft aangedragen die zouden wijzen op een verstoring van de relatie tussen de minderjarige en haar verwekker. De bijzonder curator heeft ook aangegeven dat de erkenning geen risico's voor de ontwikkeling van het kind met zich meebrengt. Daarom heeft het gerecht toestemming verleend voor de erkenning van de minderjarige door de man.
Daarnaast is er een alimentatieovereenkomst bereikt, waarbij de man vanaf 1 juni 2015 Afl. 350,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Wat betreft het omgangsrecht hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken, en de Voogdijraad zal hierin bemiddelen. Het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de minderjarige uit te oefenen, is aangehouden totdat hij de juridische vader is. De beslissing van het gerecht is dus dat de man toestemming krijgt om de minderjarige te erkennen, en dat hij alimentatie zal betalen, terwijl de behandeling van de omgangsregeling en het gezag voor onbepaalde tijd is aangehouden.