ECLI:NL:OGEAA:2015:172

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
EJ nr. 1834 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning en alimentatie in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning en alimentatie. De zaak betreft een man, A, die de minderjarige C wil erkennen, maar hiervoor toestemming nodig heeft van de moeder, B. De moeder heeft zich verzet tegen de erkenning, omdat dit zou betekenen dat de minderjarige de geslachtsnaam van de man zou krijgen en er nauwelijks contact tussen hen bestaat. Het gerecht heeft overwogen dat zowel de minderjarige als de verwekker recht hebben op erkenning van hun relatie. De emotionele weerstand van de moeder is niet voldoende om de toestemming te weigeren, tenzij er significante negatieve gevolgen voor het kind zijn. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende feiten heeft aangedragen die zouden wijzen op een verstoring van de relatie tussen de minderjarige en haar verwekker. De bijzonder curator heeft ook aangegeven dat de erkenning geen risico's voor de ontwikkeling van het kind met zich meebrengt. Daarom heeft het gerecht toestemming verleend voor de erkenning van de minderjarige door de man.

Daarnaast is er een alimentatieovereenkomst bereikt, waarbij de man vanaf 1 juni 2015 Afl. 350,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Wat betreft het omgangsrecht hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken, en de Voogdijraad zal hierin bemiddelen. Het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de minderjarige uit te oefenen, is aangehouden totdat hij de juridische vader is. De beslissing van het gerecht is dus dat de man toestemming krijgt om de minderjarige te erkennen, en dat hij alimentatie zal betalen, terwijl de behandeling van de omgangsregeling en het gezag voor onbepaalde tijd is aangehouden.

Uitspraak

Beschikking van 30 juni 2015
behorend bij EJ nr. 1834 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
A,
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. F.A. Gibbs,
tegen
B,
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.C.P.M. Kok.
Belanghebbenden:
C,de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 18 november 2014 waarin de Voogdijraad is benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige en in de gelegenheid is gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de bijzonder curator, ingediend op 23 maart 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 5 mei 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad zijn aanwezig mr. M. Ras-Pieternella en mevrouw G. Hoogvliets.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Vervangende toestemming tot erkenning

2.1
Het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA). Voor zover hier van belang, kan ingevolge deze bepaling de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van dit gerecht, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de verwekker is van de minderjarige. Hiermee is naar het oordeel van het gerecht het verwekkerschap van de man afdoende vast komen te staan.
2.3
De moeder heeft zich verzet tegen een erkenning door de man, omdat bijgevolg de minderjarige de geslachtsnaam van de man zal krijgen en omdat tussen de minderjarige en de man nauwelijks contact bestaat terwijl de minderjarige opgroeit in een stabiele omgeving met de moeder en haar huidige partner.
2.4
Het gerecht overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat zowel de minderjarige als de verwekker er recht op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang en het recht van de man op erkenning van de minderjarige moeten worden afgewogen tegen de belangen van de vrouw en de minderjarige bij niet-erkenning.
Het belang van de vrouw is in de wet nader omschreven als haar belang bij een ongestoorde verhouding met haar kind. Emotionele weerstand van de moeder tegen de erkenning is op zichzelf onvoldoende grond de vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Dit kan echter anders liggen indien de weerstand van de moeder belangrijke negatieve gevolgen heeft voor het kind. Voor wat betreft de belangen van het kind heeft de Hoge Raad aanvaard (zie Hoge Raad 16 februari 2001, NJ 2001, 571) dat van schade aan de belangen van het kind, als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW, slechts sprake is, indien ten gevolge van de erkenning er voor het kind reële risico’s zijn dat het wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is het kind het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat het nodig heeft. Het enkele feit dat het kind (enige) weerslag zou ondervinden van de inbreuk die de erkenning maakt op zijn of haar gezinsleven met de moeder, kan niet worden aanvaard als schade aan zijn of haar belangen.
2.5
De vraag die voorligt, is of de voorgenomen erkenning de belangen van de minderjarige en/of de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige zal schaden.
2.6
Het is aan de moeder om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat voormelde belangenafweging dient te leiden tot een afwijzing van het verzoek van de man. Naar het oordeel van het gerecht heeft de moeder onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat bij toewijzing van het verzoek van de man de verhouding tussen de minderjarige en haar verstoord zal worden. Anders dan de moeder kennelijk meent, is family life tussen de verwekker en het kind geen vereiste om in aanmerking te komen voor vervangende toestemming. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat de bijzonder curator zich op het standpunt heeft gesteld dat door de voorgenomen erkenning de minderjarige geen risico zal lopen belemmerd te worden in haar evenwichtige sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling, en de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige niet zullen worden geschaad. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de erkenning door verzoeker, de belangen van de minderjarige niet zal schaden.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het gerecht toestemming zal verlenen opdat de man de minderjarige kan erkennen.
Alimentatie
2.8
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man met ingang van 1 juni 2015 met een bedrag van Afl. 350,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen.
Omgang
2.9
Partijen hebben ter zitting geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze waarop de man gebruikt kan maken van zijn omgangsrecht. Ter zitting is afgesproken dat de Voogdijraad in deze zal bemiddelen. De behandeling hiervan zal op een hieronder te noemen datum worden voortgezet.
Gezag
2.1
Het verzoek van de man om gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarige uit te oefenen, komt niet voor inwilliging in aanmerking, zolang de man niet de juridische vader van de minderjarige is. Dit verzoek zal daarom voor onbepaalde tijd worden aangehouden.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de man A, bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming om de minderjarige C, geboren op ….. 2010 in Aruba te erkennen,
veroordeelt de man A om met ingang van 1 juni 2015, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling, via de Voogdijraad te betalen een bedrag van Afl. 350,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige voornoemd,
bepaalt dat de behandeling over de omgamgsregeling zal worden voortgezet ter zitting van
dinsdag 15 september 2015 om 10.45 uur,
houdt iedere beslissing ten aanzien van het gezag voor onbepaalde tijd aan.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 30 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.