ECLI:NL:OGEAA:2015:128

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2015
Publicatiedatum
3 juli 2015
Zaaknummer
LAR nrs. 922 en 950 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake ziektekostenverzekering op grond van de LvAZV

In deze bestuurszaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben verzoekers op 29 juni 2015 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun ziektekostenverzekering op grond van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (LvAZV). De verzoekers, die met ingang van 29 mei 2015 weer als verzekerden zijn ingeschreven, hebben geen spoedeisend belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak is ontstaan na een afwijzende beslissing van verweerder sub 1 op het verzoek van verzoekers tot verlenging van hun inschrijving als verzekerden. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en hebben zich vervolgens tot het gerecht gewend met hun verzoeken.

Tijdens de zitting op 25 mei 2015 is de behandeling van de verzoeken aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke regeling te komen. Verweerder sub 1 heeft op 10 juni 2015 schriftelijk bevestigd dat verzoekers met ingang van 29 mei 2015 weer zijn ingeschreven als verzekerden. Het gerecht oordeelt dat hiermee is komen vast te staan dat verzoekers thans geen spoedeisend belang meer hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. De omstandigheid dat de inschrijving tijdelijk is, doet hier niet aan af, aangezien deze periode voldoende lang wordt geacht om onoverkomelijke problemen voor verzoekers te voorkomen. De verzoeken worden derhalve afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 29 juni 2015
LAR nrs. 922 en 950 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op de verzoeken in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.[verzoeker 1],

2. [
[verzoeker 2],
2. [
[verzoeker 3],
allen wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: J.H.B. Gademan,
gericht tegen:

1.het uitvoeringsorgaan van de Algemene ziektekostenverzekering,

2.
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
beiden zetelende in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigenden: mr. S.E. van Spall (AZV) en mr. N.R. Sneek (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 10 december 2014 heeft verweerder sub 1, onder verwijzing naar zijn beschikking van 30 oktober 2014 van gelijke strekking, afwijzend beslist op het verzoek van verzoekers tot verlenging van hun inschrijving als verzekerden op grond van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (LvAZV).
Tegen deze brief hebben klagers op 22 januari 2015 bezwaar gemaakt bij verweerder sub 1.
Bij brief van 28 april 2015 hebben verzoekers bezwaar gemaakt bij verweerder sub 2 tegen het uitblijven van een beslissing op hun verzoek tot afgifte van een verklaring dat zij van rechtswege zijn toegelaten op grond van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (LTUV).
Tevens hebben zij zich op 5 mei 2015 tot het gerecht gewend met verzoeken als bedoeld in artikel 54 van de Lar.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 25 mei 2015, waar partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De beslissing op de verzoeken is aangehouden ten einde partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke regeling te komen. Zijdens verweerder sub 1 is dienaangaande op 10 juni 2015 schriftelijk gereageerd. Op 22 juni 2015 hebben verzoekers een schriftelijke reactie ingediend. Uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Verzoekers hebben uiteengezet dat het spoedeisende belang bij het treffen van een voorlopige voorziening met name is gelegen in de omstandigheid dat (voorlopig) komt vast te staan dat zij voor ziektekosten zijn verzekerd op grond van de LvAZV. Zij hebben daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verweerder sub 1 er ten onrechte van uitgaat dat verzoekers, wegens het vestrijken van de geldigheidsduur van de aan hen verleende vergunningen tot tijdelijk verblijf, niet meer beschikken over een verblijfstitel en deswege niet meer verzekerd zijn op grond van de LvAZV. Zowel verweerder sub 1 als verweerder sub 2 miskent daarmee dat zij aan artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden toelating van rechtswege genieten, aldus verzoekers.
2.3
Ter zitting heeft verweerder sub 1 zijn bereidheid getoond om, indien verzoekers zich tot verweerder sub 2 wenden ten einde alsnog aanvragen in te dienen om verlening van vergunningen tot tijdelijk verblijf, over te gaan tot (tijdelijke) inschrijving van verzoekers als verzekerden op grond van de LvAZV. In overleg met de gemachtigden van verweerders is daartoe ter zitting een afspraak gemaakt.
2.4
Op 10 juni 2015 heeft verweerder sub 1 schriftelijk te kennen gegeven dat verzoekers met ingang van 29 mei 2015 weer zijn ingeschreven als verzekerden. Naar het oordeel van het gerecht is hiermee vast komen te staan dat verzoekers thans geen spoedeisend belang meer hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. Anders dan verzoekers in hun schriftelijke reactie van 22 juni 2015 stellen, maakt de omstandigheid dat die inschrijving in tijd is beperkt tot 1 jaar, dat niet anders. Die periode moet vooralsnog voldoende lang worden geacht om onoverkomelijke problemen voor verzoekers te voorkomen. Ook de door verzoekers gestelde omstandigheid dat nog steeds niet vast staat dat zij dienen te worden aangemerkt als van rechtswege te zijn toegelaten, maakt niet dat zij op dit moment belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening ter zake. Op geen enkele wijze is immers gebleken dat zij thans met verwijdering worden bedreigd.
2.5
Voor toewijzing van de verzoeken bestaat derhalve reeds hierom geen aanleiding.
2.6
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.