ECLI:NL:OGEAA:2015:10

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
P-2014/16174, 28 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en vuurwapenbezit in Aruba

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en vuurwapenbezit. De tenlastelegging betrof het afvuren van een of meer kogels in de richting van meerdere slachtoffers op 12 oktober 2014. Tijdens de rechtszittingen op 30 januari en 27 maart 2015 werd duidelijk dat het vuurwapen van de verdachte kennelijk dienst weigerde, waardoor hij slechts één schot heeft gelost, dat niet op de slachtoffers was gericht. De rechter oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de poging tot doodslag had gepleegd zoals tenlastegelegd. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, waarvoor hij een gevangenisstraf van 18 maanden kreeg opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare ruimte ernstige inbreuken op de rechtsorde met zich meebrengt. De verdachte had eerder al veroordelingen voor geweldsdelicten, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het vonnis werd uitgesproken door rechter Winfield op 17 april 2015, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
Verdachte,
geboren in 1991 in Aruba,
wonende in Aruba,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2015 en 27 maart 2015. De verdachte is op laatstgenoemde datum verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.M. Sjiem Fat.
De officier van justitie, mr. E.E. Lugo, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren, met aftrek van voorarrest.
vuurwapen.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1. dat hij op of omstreeks 12 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, slachtoffer 1 en/of slachtoffer 2 en/of slachtoffer 3 en/of slachtoffer 4 en/of een (of meer) andere(n) van het leven te beroven, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk met een revolver, althans een vuurwapen een (of meer) kogels afgevuurd in de richting van, althans op slachtoffer 1 en/of slachtoffer 2 en/of slachtoffer 3 en/of slachtoffer 4 en/of een (of meer) andere(n), zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 12 oktober 2014 in Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een revolver, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 jo artikel 11 van de Vuurwapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
De uitvoeringshandeling waaruit het voornemen van de verdachte zou moeten blijken om de in de tenlastelegging genoemde personen te doden, is in de tenlastelegging omschreven als het afvuren van een of meer kogels met een vuurwapen in de richting van die personen. Op grond van de zich in het strafdossier bevindende verklaringen gaat het gerecht ervan uit dat verdachte niet meer dan één schot heeft gelost. Van de in de tenlastelegging genoemde personen verklaren slachtoffer 4 en slachtoffer 2 alsmede de eveneens gehoorde getuige 1 in overeenkomstige zin, namelijk dat de verdachte weliswaar een vuurwapen op hen heeft gericht en daarbij heeft getracht een schot af te vuren, doch dat het wapen op dat moment om een of andere reden kennelijk dienst weigerde. Zij verklaren verder dat de verdachte er daarna wel in slaagde een schot te lossen, doch dat dat schot niet op hen, maar op de grond was gericht, althans op de achterband van de auto waarin/waarbij zij zich bevonden. Op grond van deze verklaringen, die het gerecht vanwege hun eenduidigheid alsmede vanwege het feit dat zij afkomstig zijn van de personen op wie het handelen van de verdachte was gericht, niet ongeloofwaardig acht, bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte een kogel heeft afgevuurd in de richting van de in de tenlastelegging genoemde personen, althans niet op een zodanige wijze dat die handeling als het begin van uitvoering kan worden aangemerkt van het voornemen om die personen te doden. Dit betekent dat de strafbare poging op de wijze waarop deze is tenlastegelegd, niet bewezen kan worden verklaard.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
2. dat hij op
of omstreeks12 oktober 2014 in Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een revolver,
in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten. De raadsvrouw heeft betoogd dat het voorhanden hebben van het vuurwapen door verdachte gerechtvaardigd is doordat verdachte het vuurwapen na een worsteling heeft weten af te pakken en als zodanig als een proportionele, noodzakelijke verdedigingsactie dient te worden beschouwd. Dit betoog faalt.
De verklaring van de verdachte dat hij het bij hem aangetroffen vuurwapen bij een worsteling afhandig heeft gemaakt – waarbij een schot is afgegaan – wordt slechts bevestigd door zijn vriendin. Niet alleen wordt die verklaring weersproken door de hiervoor reeds genoemde slachtoffer 3, slachtoffer 4 en getuige 1, doch ook door de als getuigen gehoorde getuige 2 en getuige 3, beveiligingsmedewerkers van de nachtclub “De Olde Molen”, in de nabijheid waarvan het schietincident heeft plaatsgevonden. Aan de verklaring van de verdachte en zijn vriendin hecht het gerecht daarom geen geloof. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een openbare ruimte een vuurwapen en munitie in zijn bezit gehad en heeft het in een conflict ook ter hand genomen. Het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen en munitie kan gevaarlijke situaties met zich mee brengen en behoort tot een categorie feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij al eerder is veroordeeld wegens het plegen van diefstal met geweld en overtreding van de Vuurwapenverordening.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerp(en)

Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen vuurwapen met munitie zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
ACHTTIEN (18) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.C.E. Winfield en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 17 april 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.