ECLI:NL:OGEAA:2013:20

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
K.G. no. 545 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het houden van een referendum door Aruba Hotel Enterprises N.V.

In deze Arubaanse zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van Aruba Hotel Enterprises N.V. (hierna: Westin) om de Landsbemiddelaar te bevelen zich te onthouden van het organiseren van een referendum. Westin stelt dat de Landsbemiddelaar, door een verzoek tot het houden van een referendum te ontvangen van de vakbond Sindicato di Trahadornan di Aruba (STA), de arbeidsvrede binnen het bedrijf in gevaar brengt. De Landsbemiddelaar heeft slechts een schriftelijke mededeling gedaan over het verzoek, zonder dat hieraan conclusies kunnen worden verbonden over zijn standpunt. Het gerecht oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang en wijst de verzoeken van Westin af. De procedure omvatte verschillende ingediende producties en een zitting waar beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De rechter concludeert dat de Landsbemiddelaar geen onrechtmatig heeft gehandeld en dat Westin niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De vordering van Westin wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 27 maart 2013
K.G. no. 545 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
de naamloze vennootschap
Aruba Hotel Enterprises N.V.,
gevestigd in Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Westin,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A.D.A. Carlo en J.L. Peterson,
en
de openbare rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. P.D. Langerak (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 6 maart 2013;
- de producties, ingediend door Westin op 8 maart 2013;
- de producties, ingediend door het Land op 8 maart 2013;
- het verzoek, per faxbericht ingediend door de vereniging Aruba Hotel & Tourism Association (hierna te noemen: AHATA) op 10 maart 2013 om zich aan de zijde van Westin te mogen voegen in het geding;
- de aantekeningen van de griffier van de openbare terechtzitting die heeft plaatsgevonden op 11 maart 2013, waar Westin is vertegenwoordigd door haar gemachtigden. Gedaagde is verschenen bij gemachtigde. Tevens is in persoon verschenen de Landsbemiddelaar, A. Pontilius.
Ter gelegenheid van de behandeling ter zitting hebben Westin en het Land op het verzoek van AHATA om zich te mogen voegen gereageerd. Het gerecht heeft het verzoek van AHATA vervolgens afgewezen wegens strijd met een goede procesorde, nu het verzoek niet voldoet aan de in artikel 53 van het Procesreglement gestelde eis dat het uiterlijk op 14:00 uur op de aan de zitting voorafgaande werkdag wordt ingediend (10 maart 2013 was een zondag) en het een (summiere) aanduiding bevat van hetgeen daaraan ten grondslag ligt.
De gemachtigden van partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitnotities.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij brief van 9 februari 2013 heeft de Landsbemiddelaar aan Westin medegedeeld dat hij een verzoek heeft ontvangen van de vakbond Sindicato di Trahadornan di Aruba (hierna te noemen: STA) tot het houden van een referendum onder de werknemers van Westin overeenkomstig de Arbeidsgeschillenverordening. Daarbij heeft de Landsbemiddelaar Westin erop gewezen dat voor vakverenigingen de mogelijkheid bestaat om binnen veertien dagen na dagtekening van deze mededeling de wens tot deelname aan het referendum kenbaar te maken. Verder heeft de Landsbemiddelaar Westin gewezen op de wettelijke verplichting van de werkgever om deze mededeling of een afschrift hiervan onverwijld zodanig te doen ophangen op een voor de werknemers gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, dat zij duidelijk leesbaar is.
2.2
Tegen deze brieven heeft Westin bij de Landsbemiddelaar bezwaar gemaakt op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.3
Naast het onderhavige verzoek, ingediend bij de burgerlijke rechter in kort geding, heeft Westin een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 54 van Lar. Beide verzoeken zijn op 11 maart 2013 ter zitting behandeld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Westin verzoekt het gerecht om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het Land (de Landsbemiddelaar) te bevelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het verder organiseren en houden van het aangekondigde referendum dat door STA bij Westin werd aangevraagd, op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van Afl. 50.000,-- bij het niet naleven van het bevel, alles kosten rechtens.
3.2.
Het Land voert verweer en concludeert dat het gerecht de vordering zal afwijzen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat voor de burgerlijke rechter, ook recht doende in kort geding, in beginsel geen taak is weggelegd in geschillen, waarvoor de wet een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengesteld. In casu heeft Westin een geschil aan de burgerlijke rechter voorgelegd dat verband houdt met het verzoek van STA tot het organiseren en houden van een referendum onder de werknemers van Westin op grond van artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening. Bij uitspraak van heden, LAR nrs. 506 en 509 van 2013, gedaan op het verzoek als bedoeld in artikel 54 van de Lar van onder meer Westin, heeft het gerecht geoordeeld dat de mededeling van de Landsbemiddelaar, vervat in zijn brief van 9 februari 2013, niet is gericht op rechtsgevolg en als zodanig niet kan worden aangemerkt als een beschikking waartegen een voorziening op grond van de Lar openstaat. Westin is daarom in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Nu Westin zich derhalve op dit moment nog niet tot de bestuursrechter kan wenden staat voor haar de weg open haar vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. Zij kan derhalve in haar vordering in kort geding worden ontvangen.
4.2
Westin stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat de Landsbemiddelaar, doordat hij met zijn brief van 9 februari 2013 ervan blijk heeft gegeven de eerste stap te hebben gezet tot het houden van het door STA aangevraagde referendum, ten onrechte de arbeidsvrede binnen haar bedrijf in gevaar brengt, nu daarmee wordt gehandeld in strijd met zijn vaste beleid dat gedurende een periode van zes maanden, nadat een eerder verzoek tot het houden van een referendum is gedaan binnen een bedrijf, geen nieuwe referenda zullen worden toegestaan. Hiervan gaat een ontwrichtend effect uit op haar bedrijfsvoering, aldus Westin.
4.3
Het spoedeisend belang aan de zijde van Westin blijkt genoegzaam uit haar stellingen.
4.4
Het Land betwist dat de Landsbemiddelaar jegens Westin onrechtmatig heeft gehandeld. In dit verband heeft het Land onder meer aangevoerd dat de Landsbemiddelaar nog geenszins heeft besloten tot het organiseren en houden van het door STA verzochte referendum en dat hij met zijn brief van 9 februari 2013 slechts uitvoering heeft gegeven aan zijn uit artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsvredebesluit III voortvloeiende wettelijk verplichting tot mededeling aan Westin van het feit dat het verzoek van STA bij hem is ingekomen.
4.5
Het verweer van het Land slaagt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsvredebesluit III doet de landsbemiddelaar binnen achtenveertig uren, de op een zaterdag, zondag of wettelijk erkende feestdag vallende uren niet medegerekend, na ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van de Arbeidsgeschillenverordening, de betrokken werkgever en de vakvereniging van werknemers die het verzoek heeft gedaan, schriftelijk mededeling van de ontvangst van het verzoek, alsmede van de mogelijkheid voor vakverenigingen van werknemers om binnen veertien dagen na dagtekening der mededeling de wens tot deelname aan een onder werknemers van het betrokken bedrijf te houden referendum kenbaar te maken.
Gezien de inhoud van de brief van 9 februari 2013 heeft de Landsbemiddelaar met de toezending ervan aan Westin slechts beoogd toepassing te geven aan dit wettelijk voorschrift. De bewoordingen van dit voorschrift duiden erop dat de Landsbemiddelaar geen andere keuze heeft dan het doen van een schriftelijke mededeling, indien een verzoek tot het houden van een referendum, afkomstig van een vakvereniging of werkgever bij hem is ingekomen. Dat de Landsbemiddelaar bij ontvangst van een verzoek tot het houden van een referendum is gehouden tot het doen van een schriftelijke mededeling daarvan, volgt ook uit de zeer korte termijn van achtenveertig uur die hem daarvoor is gegund. Die termijn wijst erop dat de Landsbemiddelaar op dat moment nog geen inhoudelijk standpunt behoeft in te nemen omtrent de vraag of het verzoek voor inwilliging vatbaar is. Gelet hierop kan aan het doen van de mededeling – anders dan Westin meent – geen enkele conclusie worden verbonden omtrent het standpunt van de Landsbemiddelaar over het al dan niet doorgang vinden van het referendum. Dat de Landsbemiddelaar in het onderhavige geval, ondanks zijn andersluidende verklaring, al wel heeft besloten dat het referendum doorgang zal vinden, heeft Westin niet aannemelijk gemaakt.
Het vorenstaande leidt reeds tot de conclusie dat van aan het Land toe te rekenen onrechtmatig handelen jegens Westin door de Landsbemiddelaar of een dreiging van een dergelijk handelen niet is gebleken.
De vordering moet worden afgewezen.
4.6
Westin zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van het Land begroot op: nihil.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt Westin in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van het Land begroot op: nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.C.E. Winfield, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 27 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.