4.1Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de LDP zijn ingezetenen onder de naam “deviezenprovisie” ter zake van een betaling aan het buitenland een commissie aan het Land verschuldigd.
Artikel 2, tweede lid, van de LDP luidt als volgt:
Als een betaling aan het buitenland wordt beschouwd:
een betaling met binnenlandse betaalmiddelen of een betaling ten laste van een florinrekening, al dan niet langs elektronische weg;
een betaling met buitenlandse betaalmiddelen of een betaling ten laste van een buitenlandse valutarekening, al dan niet langs elektronische weg;
een betaling ten laste van een in het buitenland gehouden buitenlandse valutarekening of ten laste van een bij een in het buitenland gevestigde persoon of gevestigd bedrijf aangehouden rekening courant-verhouding, al dan niet langs elektronische weg;
voor zover deze betaling wordt verricht in het kader van een of meer van de navolgende rechtshandelingen:
- de aankoop van buitenlandse betaalmiddelen, buitenlandse geldswaardige papieren;
- de verkrijging van de beschikkingsmacht over vorderingen, luidende in één of meer buitenlandse geldsoorten of
- de bijschrijving op een rekening ten name van een niet-ingezetene bij een deviezenbank of bij een instelling in het buitenland.
Artikel 4 van de LDP luidt als volgt:
1. Ingezetenen dragen de door hen verschuldigde deviezenprovisie aan de Bank af, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van een door de Bank aangewezen instelling.
2. De afdracht van de deviezenprovisie geschiedt op aangifte volgens door de Bank te stellen richtlijnen.
Ingevolge artikel 5 heeft de Bank tot taak het heffen en innen van de deviezenprovisie overeenkomstig de voorschriften van deze landsverordening.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de LDP brengt de Bank, indien het bedrag van een deviezenprovisie door een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel door een andere ingezetene, op onjuiste wijze is berekend, die instelling respectievelijk ingezetene het juiste bedrag in rekening door middel van een aanslag.
Artikel 7a van de LDP luidt als volgt:
1. Indien de verschuldigde deviezenprovisie niet of onvolledig binnen een door de Bank gestelde uiterste termijn van betaling is afgedragen, gaat de Bank over tot invordering bij dwangbevel. Geen invordering geschiedt, dan nadat de schuldenaar schriftelijk is aangemaand om binnen een daarbij te stellen termijn van ten minste tien dagen alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
2. (…).
3. (…).