Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
3.BESLISSING
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar van 29 november 2012;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing geheel in stand blijven;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze Arubaanse zaak is in geschil de afwijzing van een verzoek van appellante om afgifte van een kaart die recht geeft op kosteloze rechtskundige bijstand. De directeur van de Directie Sociale Zaken had op 8 mei 2012 afwijzend beslist op het verzoek van appellante. Tegen deze beslissing heeft appellante op 8 juni 2012 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 29 november 2012 ongegrond verklaard door de minister. Appellante heeft vervolgens op 18 december 2012 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 april 2013 is appellante in persoon verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door een gemachtigde. Het gerecht heeft partijen de gelegenheid gegeven om een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de primaire beschikking door de directeur is genomen, terwijl de heroverweging in bezwaar door de minister is gedaan. Het gerecht oordeelt dat de bevoegdheid tot het beslissen over de afgifte van de kaart toekomt aan de directeur. De beslissing van de minister is onterecht, waardoor het beroep gegrond is. Het gerecht heeft echter besloten dat de gevolgen van de vernietigde beslissing geheel in stand blijven, omdat appellante niet als on- of minvermogend kan worden beschouwd volgens de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand (Lkrb). Haar inkomen ligt boven het minimumloon, waardoor zij niet in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand.
Het gerecht heeft ook vastgesteld dat appellante op 11 mei 2012 een verzoek heeft ingediend om toepassing van de hardheidsclausule, maar dat dit verzoek door de minister is afgewezen. Het gerecht oordeelt dat het bezwaarschrift van appellante ook geacht kan worden te zijn gericht tegen deze afwijzing. Het gerecht heeft bepaald dat dit bezwaarschrift alsnog in behandeling moet worden genomen. Tot slot heeft het gerecht verweerder gelast om het griffierecht van Afl. 25,00 aan appellante te vergoeden en het teveel geheven griffierecht van Afl. 50,00 terug te betalen.