ECLI:NL:OGEAA:2013:13

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
L.A.R. nrs. 506 en 509 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoeken in arbeidsrechtelijke geschillen onder de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, zijn de verzoeken van de coöperatieve vereniging La Cabana Beach & Racket Club en de naamloze vennootschap Aruba Hotel Enterprises N.V. niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeksters hadden bezwaar gemaakt tegen brieven van de Landsbemiddelaar, waarin deze hen op de hoogte stelde van verzoeken tot het houden van referenda onder hun werknemers, ingediend door de vakbond Sindicato di Trahadornan di Aruba (STA). De verzoeksters stelden dat de brieven als beschikkingen moesten worden aangemerkt, waartegen zij bezwaar konden maken.

Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de bestreden brieven niet kunnen worden aangemerkt als beschikkingen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De brieven bevatten enkel een mededeling van feitelijke aard over de ontvangst van de verzoeken en zijn niet gericht op het tot stand brengen van enig rechtsgevolg. De rechter heeft vastgesteld dat de Landsbemiddelaar geen inhoudelijk standpunt hoeft in te nemen op het moment van de mededeling, en dat de mededeling zelf geen beslissing inhoudt over de vraag of het referendum doorgang kan vinden.

De rechter concludeert dat de verzoeksters niet in hun bezwaar kunnen worden ontvangen, wat betekent dat ook hun verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zijn. De uitspraak werd gedaan op 27 maart 2013 door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 27 maart 2013
L.A.R. nrs. 506 en 509 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op de verzoeken in de zin van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.de coöperatieve vereniging La Cabana Beach & Racket Club,

gevestigd in Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
en
2.de naamloze vennootschap Aruba Hotel Enterprises N.V.,
gevestigd in Aruba,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A.D.A. Carlo en J.L. Peterson,
VERZOEKSTERS
gericht tegen:
de Landsbemiddelaar,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. P.D. Langerak (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brieven van 9 februari 2013 heeft verweerder aan verzoeksters medegedeeld dat hij verzoeken heeft ontvangen van de vakbond Sindicato di Trahadornan di Aruba (hierna te noemen: STA) tot het houden van referenda onder de werknemers van verzoeksters overeenkomstig de Arbeidsgeschillenverordening. Daarbij heeft verweerder verzoeksters erop gewezen dat voor vakverenigingen de mogelijkheid bestaat om binnen veertien dagen na dagtekening van deze mededeling de wens tot deelname aan het referendum kenbaar te maken. Verder heeft verweerder verzoekster gewezen op de wettelijke verplichting van de werkgever om deze mededeling of een afschrift hiervan onverwijld zodanig te doen ophangen op een voor de werknemers gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, dat zij duidelijk leesbaar is.
Tegen deze brieven hebben verzoeksters bij verweerder bezwaar gemaakt.
Verzoeksters hebben zich voorts tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn op 11 maart 2013 behandeld ter zitting, waar verzoeksters zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De Landsbemiddelaar, A. Pontilius, is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als derde-belanghebbende is voorts verschenen de vakbond STA, vertegenwoordigd door D. de Cuba. Het gerecht heeft niet toegestaan aan de vereniging Aruba Hotel & Tourism Association (AHATA) ter zitting als belanghebbende het woord te voeren, nu de door haar daartoe gestelde belangen dezelfde zijn als die van verzoeksters en zij deswege niet kan worden aangemerkt als derde-belanghebbende in de zin van artikel 37, eerste lid, van de Lar.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
2.4
Ingevolge artikel 14a van de Arbeidsgeschillenverordening kan de Landsbemiddelaar op verzoek van de werkgever of van het bestuur van een vakvereniging van werknemers een referendum onder één of meerdere door hem te bepalen categorieën van werknemers in een bedrijf houden ten einde vast te stellen welke vakvereniging door de meerderheid van die werknemers wordt aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen. Aan het referendum kunnen slechts deelnemen rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen van werknemers, wier statuten de bevoegdheid tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met name noemen, en die ten genoege van de landsbemiddelaar stukken hebben overgelegd, waaruit blijkt dat de meerderheid van de betreffende categorie of categorieën van werknemers lid van die vereniging is.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de werkgever verplicht de betreffende categorie of categorieën van werknemers op de dag waarop het referendum wordt gehouden, gedurende de door de landsbemiddelaar vastgestelde tijd, voor zover deze binnen hun arbeidstijd valt, met behoud van loon vrijaf te geven, ten einde hun stem uit te brengen.
Ingevolge het derde lid van dit artikel deelt de Landsbemiddelaar de werkgever en de betreffende vakverenigingen van werknemers de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk schriftelijk mede.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel is de werkgever verplicht omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst te onderhandelen met het bestuur van de vakvereniging van werknemers, die bij het referendum door de meerderheid van de werknemers werd aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen.
2.5
Ingevolge artikel 20 van de Arbeidsgeschillenverordening wordt hetgeen ter uitvoering van deze landsverordening nodig is, geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
2.6
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsvredebesluit III doet de landsbemiddelaar binnen achtenveertig uren, de op een zaterdag, zondag of wettelijk erkende feestdag vallende uren niet medegerekend, na ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van de Arbeidsgeschillenverordening, de betrokken werkgever en de vakvereniging van werknemers die het verzoek heeft gedaan, schriftelijk mededeling van de ontvangst van het verzoek, alsmede van de mogelijkheid voor vakverenigingen van werknemers om binnen veertien dagen na dagtekening der mededeling de wens tot deelname aan een onder werknemers van het betrokken bedrijf te houden referendum kenbaar te maken.
Ingevolge het derde lid van dit artikel is de werkgever verplicht de in het eerste lid bedoelde mededeling dan wel een afschrift daarvan onverwijld zodanig te doen ophangen op een voor de werknemer gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, dat zij duidelijk leesbaar is.
2.7
Het gerecht ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of de bestreden brieven van 9 februari 2013 zijn aan de merken als beschikkingen waartegen een voorziening openstaat op grond van de Lar.
2.8
Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend. Met de brieven heeft verweerder, gelet op de inhoud ervan, beoogd toepassing te geven aan artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsvredebesluit III. De bewoordingen van evenbedoeld voorschrift duiden erop dat verweerder geen andere keuze heeft dan het doen van een schriftelijke mededeling, indien een verzoek tot het houden van een referendum, afkomstig van een vakvereniging of werkgever is ingekomen. Dat verweerder bij ontvangst van een verzoek tot het houden van een referendum is gehouden tot het doen van een schriftelijke mededeling, volgt ook uit de zeer korte termijn van achtenveertig uur die hem daarvoor is gegund. Die termijn wijst erop dat verweerder op dat moment nog geen inhoudelijk standpunt behoeft in te nemen omtrent de vraag of het verzoek voor inwilliging vatbaar is. Gelet hierop kan aan het doen van de mededeling – anders dan verzoeksters kennelijk menen – geen enkele conclusie worden verbonden omtrent het al dan niet doorgang vinden van het referendum. De mededeling behelst derhalve nog geen beslissing van verweerder op dit punt. Dit brengt mee dat de door verzoeksters bestreden brieven slechts een mededeling van feitelijke aard bevatten omtrent de ontvangst van de verzoeken en derhalve niet zijn gericht op het tot stand brengen van enig rechtsgevolg. De omstandigheid dat, zoals door verzoeksters is gesteld, de werkgever op grond van artikel 1, derde lid, van het Arbeidsvredebesluit III verplicht is om de mededeling door ophanging ervan duidelijk kenbaar te maken aan zijn werknemers, doet daar niet aan af. De mededeling is niet op het tot stand brengen van deze openbaarmakingsverplichting gericht, maar deze verplichting vloeit op grond van evenbedoeld voorschrift rechtstreeks voort uit de ontvangst door de werkgever van de mededeling.
2.9
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bestreden brieven niet kunnen worden aangemerkt als beschikkingen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar, zodat daartegen geen voorziening op grond van die landsverordening openstaat. Verzoeksters zullen derhalve niet in hun hiertegen gerichte bezwaar kunnen worden ontvangen. Dit betekent dat ook hun verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zijn.
2.1
Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.

3.BESLSSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 maart 2013 in aanwezigheid van de griffier.