ECLI:NL:OGEAA:2013:12

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
L.A.R. nr. 3525 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve afwijzing van subsidieaanvraag door de Minister van Justitie en Onderwijs

In deze Arubaanse zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep van de Stichting Middelbaar Onderwijs Aruba (SMOA) tegen een fictieve afwijzing van een bezwaarschrift. De zaak is ontstaan na een brief van de waarnemend directeur van de Directie Onderwijs, waarin werd meegedeeld dat extra taakuren voor schoolleiders per direct stopgezet werden. De appellante, SMOA, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar er was nog geen reële beslissing genomen op het bezwaarschrift ten tijde van de behandeling van de zaak. De zitting vond plaats op 6 mei 2013, waarbij de verweerder, de Minister van Justitie en Onderwijs, niet aanwezig was.

De rechter heeft overwogen dat de brief van de waarnemend directeur kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De brief bevatte een besluit dat gericht was op publiekrechtelijk rechtsgevolg, waardoor het bezwaar ontvankelijk was. De rechter concludeerde dat de verweerder in verzuim was geraakt door niet tijdig op het bezwaarschrift te beslissen, wat leidde tot de conclusie dat de ongemotiveerde fictieve weigering niet in stand kon blijven.

De uitspraak, gedaan op 19 juni 2013, verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de fictieve afwijzing en droeg de verweerder op binnen drie maanden een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.000,-, en de teruggave van het griffiegeld van Afl. 25,- werd gelast.

Uitspraak

Uitspraak van 19 juni 2013
L.A.R. nr. 3525 van 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
DE STICHTING MIDDELBAAR ONDERWIJS ARUBA (SMOA),
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. E.R. Zeppenfeldt,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN JUSTITIE EN ONDERWIJS,
zetelende in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. P.H. Bruns.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 1 juni 2012 heeft de waarnemend directeur van de Directie Onderwijs aan appellante het volgende meegedeeld:
‘Bij controle van de toestandformulieren van het bevoegde gezag van uw stichting is gebleken dat zowel aan de leden van het rectoraat als aan de schoolleiders van San Nicolaas en Oranjestad, stelselmatig 8 taakuren bovenop de volledige betrekking van 27 uren zijn toegekend.
Aangegeven wordt hierbij dat er nimmer goedkeuring voor deze extra taakuren t.b.v. de schoolleiding van het Colegio Arubano is gegeven. Geen van de directies van de overige scholen op Aruba hebben deze taakuren. Conform een recente beslissing van de minister van Justitie en Onderwijs is besloten genoemde extra taakuren en het voorschot voor subsidie daarvan per direct stop te zetten.’
Tegen deze brief heeft appellante op 13 juli 2012 bezwaar gemaakt.
Op 28 november 2012 heeft appellante beroep ingesteld tegen de door haar gestelde fictieve afwijzende beslissing van verweerder op haar bezwaar van 13 juli 2012.
De zaak is behandeld ter zitting van 6 mei 2013, alwaar appellante is vertegenwoordigd door haar gemachtigden. Verweerder is niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze in bezwaar is genomen.
2.2
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt onder een beschikking verstaan een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
2.2
Het gerecht ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of de brief van de waarnemend directeur van de Directie Arbeid van 1 juni 2012, kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar. Het gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
2.3
Gelet op de bewoordingen ervan, behelst deze brief de mededeling aan appellante van het besluit van verweerder om de bekostiging van extra taakuren uit de openbare kas per direct te beëindigen. De brief vormt daarmee de schriftelijke neerslag van een op publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht besluit van verweerder, als bedoeld in artikel 2 van de Lar. Nu niet is gebleken dat dit besluit op enige andere wijze aan appellante schriftelijk kenbaar is gemaakt, is de brief een voor bezwaar overeenkomstig artikel 9 van de Lar vatbare beschikking.
2.4
Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de LAR bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift, indien het betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, acht weken, ingaande op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt tijdig op het bezwaar te beslissen.
Gelet op de termijnen, genoemd in de artikelen 15, onder a, 19, eerste lid, en 20, eerste lid, van de LAR, diende verweerder binnen twaalf weken na ontvangst van het bezwaarschrift – dat wil zeggen uiterlijk op 6 oktober 2012 – daarop een beslissing te nemen. Op 7 oktober 2012 is verweerder derhalve in verzuim geraakt zodat het beroepschrift binnen de termijn, genoemd in artikel 27, tweede lid, van de LAR is ingediend. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
2.5
Ten tijde van het sluiten van de behandeling van de onderhavige zaak was er nog geen beslissing genomen op het bezwaarschrift van appellante. De vaststelling dat nog geen reële beslissing op bezwaar is genomen, maakt dat de ongemotiveerde fictieve weigering kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerders dienen binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen.
2.6
Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op Afl. 1.000,-- aan kosten voor rechtskundige bijstand.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op bezwaar;
bepaalt dat verweerders binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dienen te nemen op het bezwaar van appellante;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.000,--;
gelast de teruggave van het door appellante gestorte griffiegeld van Afl. 25,-
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.