Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
medegegeven op grond van het artikel 19a van de Ltk (welk artikel bekendmaking als voorwaarde voor inwerkingtreding niet voorschrijft), doch daaruit blijkt evenzeer dat artikel 15 van de Ltk ook in de ogen van de wetgever als grondslag voor de CDD-richtlijn is blijven gelden. Dit impliceert dat de wetgever ervan is uitgegaan dat de CDD-richtlijn enerzijds elementen bevat die zijn gebaseerd op artikel 15 van Ltk en anderzijds elementen die, sedert de invoering en inwerkingtreding ervan, geacht kunnen worden hun grondslag te hebben in artikel 19a van de Ltk. Immers, als de CDD-richtlijn in haar geheel gebaseerd kon worden op artikel 19a, valt niet in te zien dat artikel 15 nog mede als grondslag daarvoor zou moeten worden genoemd. [1] Een duidelijk onderscheid tussen elementen van de CDD-richtlijn die sedert de inwerkingtreding van artikel 19a van de Ltk geacht kunnen worden op deze bepaling te berusten en elementen waarvan moet worden aangenomen dat zij hun grondslag nog steeds hebben in artikel 15 van de Ltk, is naar het oordeel van het gerecht evenwel niet te maken. Dit betekent dat evenmin een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen delen van de CDD-richtlijn waarvan het van kracht worden afhankelijk is van bekendmaking door publicatie in de Landscourant van Aruba, en delen waar dit niet voor geldt. Als gevolg hiervan is een situatie ontstaan waarin de adressaten van de CDD-richtlijn niet met voldoende zekerheid kunnen vaststellen welke delen ervan als algemeen verbindend voorschrift rechtskracht hebben gekregen en welke niet. Dit klemt te meer nu het niet naleven van voorschriften als de onderhavige in artikel 35a van de Ltk met onder meer een bestuurlijke boete is bedreigd. Dit brengt mee dat aan de CDD-richtlijn in zijn geheel wegens strijd met het beginsel van rechtszekerheid verbindende kracht moet worden ontzegd.