Op 27 januari 2025 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die in persoon procedeerde tegen de Gouverneur van Aruba. Klager had op 16 april 2024 bezwaar aangetekend tegen een beschikking van 14 maart 2024, waarin zijn verzoek om vrijstelling van dienst zonder behoud van inkomen voor drie jaar was afgewezen. Verweerder had op 9 juli 2024 gereageerd met een contramemorie. Tijdens de zitting op 25 november 2024 was klager niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het gerecht heeft vervolgens beoordeeld of klager nog procesbelang had bij zijn bezwaar. Uit het dossier bleek dat klager op 29 april 2024 zelf een verzoek tot ontslag had ingediend, en dat hij op 25 juni 2024 eervol ontslag had gekregen, met ingang van 11 juni 2024. Verweerder concludeerde dat het bezwaar niet-ontvankelijk moest worden verklaard, aangezien klager inmiddels niet langer in Aruba woonde en er geen feitelijke betekenis meer was aan de vernietiging van de bestreden beschikking. Het gerecht oordeelde dat klager geen belang meer had bij de beoordeling van zijn bezwaar, en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Martijn, bijgestaan door griffier A.A. Wever, en werd uitgesproken in een openbare zitting.