ECLI:NL:OGAACMB:2025:7

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
CUR202402485
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen schorsing en toegangsontzeggingen in het kader van disciplinaire maatregelen

In deze uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao wordt het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit, beoordeeld. Klager is in zijn ambt geschorst voor de duur van drie maanden en heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing en tegen toegangsontzeggingen die hem eerder zijn opgelegd. De schorsing is gebaseerd op het feit dat klager's aanwezigheid op de werkvloer als bedreigend wordt ervaren door collega's, wat heeft geleid tot een aantal disciplinaire maatregelen. Klager stelt dat de schorsing onvoldoende gemotiveerd is en dat hij schade lijdt door deze maatregel. Het Gerecht oordeelt echter dat klager geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn bezwaar, aangezien de schorsing inmiddels is verlopen en de termijn voor het indienen van bezwaar tegen de toegangsontzeggingen is verstreken. Het Gerecht verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 februari 2025.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

uitspraak
in de zaak van:

[Klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. I.F. Moeniralam, advocaat,
tegen

de Regering van Curacao,

hierna: de Regering,
en
de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning,
hierna: de minister,
gemachtigde: mr. J.G. Ricardo.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het bezwaar van klager gericht tegen het besluit van 21 mei 2024 (hierna: het schorsingsbesluit), door klager ontvangen op 4 juni 2024. Klager is bij het schorsingsbesluit met ingang van 26 april 2024 voor de duur van drie maanden in zijn ambt geschorst. Het bezwaar is verder ook gericht tegen de toegangsontzeggingen van 26 juli 2023, 17 oktober 2023 en 19 januari 2024 die de minister aan klager heeft opgelegd.
1.2
Klager heeft daartegen op 3 juli 2024 bezwaar gemaakt bij het Gerecht.
1.3
De minister heeft voorafgaand aan de zitting stukken ingediend.
1.4
Het bezwaar is op 18 november 2024 ter zitting behandeld. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

De beoordeling

2. Het Gerecht beoordeelt het bestreden besluit, waarbij klager voor de duur van drie maanden is geschorst, en de aan klager opgelegde toegangsontzeggingen. Het Gerecht komt tot het oordeel dat klager geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn bezwaar omdat de duur van deze schorsing al is verstreken. Verder is de termijn om bezwaar te maken tegen de toegangsontzeggingen ook al verstreken. Het Gerecht legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Klager is als ambtenaar aangesteld en is bij de uitvoeringorganisatie Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit (hierna: de CBA) werkzaam als technisch inspecteur.
3.2
De directeur van de CBA heeft klager bij brief van 12 juli 2023, voor zover hier van belang, verzocht om uitlatingen die klager heeft gedaan op social media waaruit een ernstig gebrek aan respect voor zijn collega’s blijkt en als bedreigend kunnen worden ervaren onmiddellijk te verwijderen en af te zien van het plaatsen van vergelijkbare berichten in de toekomst. De directeur heeft klager ook verzocht zich schriftelijk te verantwoorden hierover en daarbij aan te geven hoe hij zijn gedrag gaat veranderen. De directeur heeft verder vermeld dat de brief als een waarschuwing geldt en dat hij het bevoegd gezag zal benaderen om disciplinaire maatregelen te nemen als klager weer dit soort gedrag vertoont.
3.3
De minister heeft klager bij beschikking van 26 juli 2023 in het belang van de dienst en voor de duur van drie maanden een toegangsontzegging opgelegd. De minister heeft daaraan ten grondslag gelegd dat een aantal ambtenaren werkzaam bij de CBA zich door handelingen en/of uitlatingen van klager bedreigd voelt en dat een ambtenaar ook aangifte heeft gedaan tegen klager. De minister heeft daarbij ook aangekondigd dat hij onderzoek zal laten verrichten naar de gedragingen van klager.
3.4
Klager heeft bij brief van 9 augustus 2023 bezwaar gemaakt bij de minister tegen de toegangsontzegging van 26 juli 2023. De minister heeft bij brief van 7 september 2023 gereageerd daarop.
3.5
De toegangsontzegging is bij beschikking van 17 oktober 2023 verlengd met drie maanden en is daarna bij beschikking van 19 januari 2024 nogmaals met drie maanden verlengd.
4. Klager is vervolgens bij het schorsingsbesluit met ingang van 26 april 2024 en voor de duur van drie maanden op grond van artikel 94, aanhef en onder c, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht geschorst in zijn ambt. De Regering heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. De Regering heeft nog enige tijd nodig om te beslissen hoe het verder moet met klager. De conclusie van het onderzoek naar de verschillende incidenten bij de CBA is dat de aanwezigheid van klager op de werkvloer ervoor zorgt dat zijn collega’s zich onveilig voelen. Pogingen tot bemiddeling zijn wegens gebrek aan draagvlak niet gelukt. De Regering zal nog na moeten gaan welke begeleiding aan klager aangeboden kan worden om eventueel zijn werkzaamheden te kunnen hervatten totdat er een passende functie aan hem kan worden aangeboden. Het is echter niet wenselijk dat klager in de tussentijd op het werk verschijnt aangezien zijn aanwezigheid op de werkvloer een bedreiging is voor de goede voortgang van werkzaamheden.
Wat is het standpunt van klager?
5. Klager is het niet eens met de aan hem opgelegde schorsing. Het schorsingsbesluit is volgens klager onvoldoende gemotiveerd en disproportioneel. Er is niet aangetoond dat inderdaad sprake is van bedreigingen of dat de goede voortgang van werkzaamheden door zijn aanwezigheid wordt bedreigd, aldus klager. Klager lijdt schade voor wat betreft zijn imago, maar hij lijdt ook materiële schade. Klager stelt zich op het standpunt dat een belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. Des te meer nu de directeur doende was om met een oplossing te komen en klager bereid is daaraan zijn volledige medewerking te verlenen.
Heeft klager belang bij een beoordeling van het bezwaar?
6. Het Gerecht dient, als eerste ambtshalve de vraag te beantwoorden of klager nog belang heeft bij een beoordeling van het bezwaar. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Volgens vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 april 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:4, is voor het antwoord op de vraag of een betrokkene (voldoende) procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van een bezwaar bepalend of het resultaat dat de indiener van het bezwaar nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en of het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
Schorsing
6.2
De maatregel van schorsing is per 26 juli 2024 verlopen en kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Klager heeft gelet daarop geen belang meer bij een beoordeling van het daartegen gericht bezwaar. Dat het schorsingsbesluit evenals de toegangsontzegging deel uit gaat maken van zijn personeelsdossier, zoals klager stelt, maakt dat niet anders. De aan klager opgelegde schorsing op grond van artikel 94, en onder c, van de LMA is een ordemaatregel en heeft dan ook een neutraal karakter. Gelet op de aard van de schorsing, het feit dat het salaris van klager niet is stopgezet en het feit dat klager door de schorsing niet in enig rechtspositioneel belang wordt getroffen kan niet worden gesteld dat hij schade lijdt vanwege het schorsingsbesluit. Indien het schorsingsbesluit in de toekomst door de Regering aan een sanctie of rechtspositionele beslissing ten grondslag zou worden gelegd, kan dat dan door klager aan de orde worden gesteld.
6.3
Ook de stelling van klager dat hij door de schorsing materiële schade lijdt, levert naar oordeel van het Gerecht geen procesbelang op. De omstandigheid dat schade is geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming kan weliswaar naar vaste rechtspraak tot het oordeel leiden dat sprake is van een actueel procesbelang. Echter, daarvoor is vereist dat de stelling dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming niet op voorhand onaannemelijk is. Aan die vereiste is naar oordeel van het Gerecht niet aan voldaan. Klager heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het schorsingsbesluit.
Toegangsontzeggingen
7. Voor zover klager in deze procedure ook heeft beoogd op te komen tegen de beschikkingen van 26 juli 2023, 17 oktober 2023 en 19 januari 2024 waarbij toegangsontzeggingen aan hem zijn opgelegd overweegt het Gerecht als volgt. Nog los van de vraag of klager nog belang heeft bij een beoordeling daarvan door het Gerecht nu de toegangsontzeggingen al zijn verlopen, geldt dat klager op grond van het eerste lid, van artikel 41, van de Rar binnen 30 dagen nadat de toegangsontzeggingen aan hem zijn uitgereikt bezwaar had moeten maken daartegen. Dat heeft klager echter pas op 3 juli 2024 en dus te laat gedaan. Klager heeft geen redenen aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Het Gerecht zal het bezwaar voor zover gericht tegen de beschikkingen van 26 juli 2023, 17 oktober 2023 en 19 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaren. Het Gerecht komt gelet daarop niet toe aan een beoordeling van de bezwaargronden van klager tegen de toegangsontzeggingen.

Conclusie en gevolgen

8. De slotsom is dat het bezwaar voor zover gericht tegen het schorsingsbesluit niet-ontvankelijk zal worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Voor zover klager beoogd heeft bezwaar te maken tegen de toegangsontzeggingen van 26 juli 2023, 17 oktober 2023 en 19 januari 2024, heeft klager te laat bezwaar ingesteld en worden die bezwaren om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar voor zover gericht tegen het schorsingsbesluit van 21 mei 2024
    niet-ontvankelijk;
  • verklaarthet bezwaar voor zover gericht tegen de toegangsontzeggingen van 26 juli 2023, 17 oktober 2023 en 19 januari 2024
    niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025, te Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier, P.N.F. Pereira do Tanque.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.