ECLI:NL:OGAACMB:2024:60

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
Gaza nummer AUA202402935
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bezwaar tegen sollicitatie voor functie van junior beleidsmedewerker KPA

In deze zaak heeft klager, wonende in Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn sollicitatie voor de functie van (junior) beleidsmedewerker bij de KPA, zoals meegedeeld door de korpschef in een brief van 17 juli 2024. Klager heeft op 19 augustus 2024 bezwaar ingediend, nadat hij op 16 augustus 2024 had geprobeerd het bezwaarschrift in te dienen, maar dit niet kon doen omdat de griffie gesloten was. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaar tijdig is ingediend, aangezien het bezwaarschrift op 19 augustus 2024 op de griffie is ingeboekt.

Het gerecht heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat de afwijzing van de sollicitatie een voor bezwaar vatbare beslissing is. Klager heeft aangevoerd dat hij recht heeft op een passende overheidsfunctie in schaal 12 of hoger op basis van het Protocol Sociaal Statuut SETAR 2003. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat klager geen rechten kan ontlenen aan dit protocol, aangezien de verplichtingen van het Land en de verantwoordelijke minister op grond van het protocol in november 2005 zijn geëindigd.

De korpschef heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen plek meer beschikbaar is voor een beleidsmedewerker en dat klager's expertise en ervaring onvoldoende zijn voor de functie. Het gerecht heeft geoordeeld dat klager geen concrete bezwaren heeft aangevoerd tegen de afwijzing en dat het bezwaar ongegrond is. De beslissing van het gerecht is gegeven op 23 december 2024, en klager kan tegen deze uitspraak in beroep gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 23 december 2024
Gaza nummer AUA202402935

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
tegen:

DE GOUVERNEUR,DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

De korpschef heeft klager in zijn brief van 17 juli 2024 afgewezen voor de functie van (junior) beleidsmedewerker.
Hiertegen heeft klager op 19 augustus 2024 bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 11 november 2024. Klager is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Is het bezwaar ontvankelijk?
1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La wordt een bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen ná de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is. Het derde lid bepaalt dat hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
1.1.
Klager stelt zich op het standpunt dat hij op vrijdag 16 augustus 2024 bij de griffie van het gerecht is geweest om het bezwaarschrift in te dienen, maar dat dit niet is gelukt omdat de griffie die middag gesloten was. Hij heeft toen die middag om 16:25 uur het bezwaarschrift per mail aan het gerecht gezonden. Klager heeft een kopie overgelegd van de mail. Het bezwaarschrift is op maandag 19 augustus 2024 op de griffie ingeboekt en gestempeld voor ontvangst.
1.2.
Verweerder heeft deze gang van zaken niet betwist. Het gerecht acht de gang van zaken aannemelijk. Vrijdag 16 augustus 2024 was de laatste dag van de termijn van 30 dagen om bezwaar in te dienen. Gelet hierop is tijdig bezwaar gemaakt.
1.3.
De afwijzing van de sollicitatie van klager is een voor bezwaar vatbare beslissing als bedoeld in artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Het bezwaar is dus ontvankelijk en zal hierna inhoudelijk worden beoordeeld.
Het protocol
2. Klager heeft ook in deze procedure centraal gesteld de betekenis voor zijn rechtspositie van het Protocol Sociaal Statuut SETAR 2003. Hij meent op basis van dit protocol en met name de artikelen 3 en 13 van dat protocol, recht te hebben op een hem passende overheidsfunctie in schaal 12 of hoger. Hij meent ook niet te hoeven reageren op hem aangereikte vacatures voor functies in schaal 9, 10 of 11. Verder meent hij recht te hebben op de functie van (junior) beleidsmedewerker KPA; dit zou volgen uit de positieve verplichting neergelegd in artikel 13 van genoemd Protocol.
2.1.
De artikelen 3 en 13 van het Protocol luiden als volgt:
“Artikel 3
1. Indien een ambtenaar niet in dienst van de overnemer (de op te richten Setar NV) wenst te treden bewerkstelligt de Minister (belast met aangelegenheden van telecommunicatie) dat hem binnen uiterlijk één maand binnen de ambtelijke organisatie van het Land een zo gelijkwaardige functie wordt aangeboden als die, welke hij laatstelijk bij het Telecommunicatiebedrijf bekleedde.
2. Indien aan de ambtenaar binnen de in het vorige lid bedoelde maand geen gelijkwaardige functie kan worden aangeboden bewerkstelligt de Minister dat hem een passende functie wordt aangeboden.
3. Indien geen gelijkwaardige en/of passende functie kan worden aangeboden zal de ambtenaar alsnog binnen bedoelde periode de mogelijkheid worden aangeboden om bij de vacaturebank van de overheid te mogen opteren (kiezen), inclusief een eventuele her-bij- of omscholing.
4. Indien na een aantoonbaar zorgvuldig onderzoek is gebleken dat voor een ambtenaar als bedoeld in de vorige leden van dit artikel geen functie binnen een ambtelijke organisatie van het Land kan worden aangeboden, draagt de Minister er zorg voor dat de ambtenaar uiterlijk binnen één maand na bovenbedoelde periode gebruik kan maken van een der alsdan voor het Land Aruba geldende afvloeiingsregelingen, waarvan de kosten door de overnemer zullen worden gedragen. (…).
Artikel 13
In gevallen waarin dit sociaal statuut niet voorziet, beslist de minister dan wel de overnemer na overleg met de vakbond, die de meerderheid van de werknemers vertegenwoordigt, in ieder geval is afwijking van dit sociaal statuut alleen mogelijk voor de ambtenaar in positieve zin.”
2.2.
Het gerecht gaat eerst in op de vraag of klager nog rechten kan ontlenen aan het Protocol. Het gerecht heeft in zijn uitspraak van 1 juli 2024 (AUA202301901; ECLI:NL:OGAACMB:2024:38) daarover het volgende overwogen.
“Het Protocol Sociaal Statuut Setar 2002
5.1
Tussen partijen is in geschil of de circulaire van 2022 van toepassing is op verzoeker. Verzoeker meent van niet, omdat het protocol op hem van toepassing is en de overheid nog altijd niet heeft voldaan aan haar verplichtingen tegenover klager, zoals die volgen uit artikel 3 van het protocol.
5.1.1
Uit het protocol volgt dat ambtenaren van het Telecommunicatiebedrijf de keuze hadden om in dienst te treden van de overnemer (Setar N.V.). Klager heeft daarvoor niet gekozen. Op grond van artikel 3 van het protocol was de verantwoordelijk minister daarom verplicht zich in te spannen om binnen uiterlijk een maand voor klager binnen de overheidsorganisatie een gelijkwaardige functie te bieden, dat wil zeggen gelijkwaardig aan de functie die hij voorheen bij het Telecommunicatiebedrijf bekleedde. De functie die klager voorheen bekleedde was de functie van personeelsconsulent, in de rang van hoofdcommies (schaal 10). Vastgesteld moet worden dat aan klager binnen die maand geen gelijkwaardige functie is aangeboden.
5.1.2
Uit het protocol volgt tevens dat als binnen die maand geen gelijkwaardige functie kan worden aangeboden de verantwoordelijk minister zich zal inspannen om een passende functie aan te bieden.
5.1.3
Het gerecht is van oordeel dat uit artikel 3 van het protocol volgt dat de (her)plaatsing van ambtenaren van het voormalig Telecommunicatiebedrijf binnen een afzienbare periode moest plaatsvinden, een kwestie van maanden. Die periode is al lang verstreken. Het gerecht is verder van oordeel dat ambtenaren aan het protocol geen recht op een andere gelijkwaardige of passende functie konden ontlenen. Wel konden ambtenaren aan dat protocol het recht ontlenen dat de verantwoordelijk minister zich moest inspannen om hen aan een andere functie te helpen. Dat volgt uit het begrip ‘bewerkstelligt’ in het eerste en tweede lid van artikel 3.
5.2
Dit brengt het gerecht bij de vraag of aan klager een gelijkwaardige of passende functie is aangeboden. Het gerecht stelt vast dat aan klager geen gelijkwaardige functie is aangeboden. Het gerecht is echter van oordeel dat klager wel een passende functie is aangeboden. Klager is immers met ingang van 1 december 2003 geplaatst bij de Griffie van het gerecht als personeelsfunctionaris met behoud van zijn bezoldiging. Hij is met die plaatsing akkoord gegaan. Deze plaatsing heeft geduurd tot november 2005, dat wil zeggen nagenoeg twee jaar. In november 2005 is de plaatsing met wederzijds goedvinden beëindigd. Daarmee kwam aan de verplichtingen van het Land en de verantwoordelijke minister op grond van het protocol een einde.
2.3.
Het gerecht ziet in wat klager heeft aangevoerd in zijn bezwaarschrift en in de pleitaantekeningen in de zaak AUA202301901, waarvan ter zitting is afgesproken dat die worden geacht ook te zijn voorgedragen in deze zaak, geen aanleiding om over de toepasselijkheid van het Protocol nu een ander oordeel te geven dan in de uitspraak van 1 juli 2024. Het gerecht is van oordeel dat met betrekking tot klager aan de verplichtingen van het Land en de verantwoordelijke minister op grond van het protocol een einde is gekomen in november 2005. Dat geldt tevens voor de eventuele verplichtingen voortvloeiend uit artikel 13 van het Protocol.
De afwijzing van de sollicitatie
3. De korpschef heeft in de beslissing van 17 juli 2024 meegedeeld dat in de formatie van de KPA geen plek meer beschikbaar is voor (nog) een beleidsmedewerker. Hoewel het Korps kampt met tekorten aan mankracht op verschillende afdelingen, hebben wij doelbewust al onze inspanningen gericht op het werven van executieve collega’s, zo schrijft de korpschef. Voorts wordt klager bericht dat zijn expertise en ervaring onvoldoende toereikend zijn voor de functie van junior beleidsmedewerker en hij niet beschikt over de nodige kwalificaties
3.1.
Klager heeft geen concrete bezwaren aangevoerd tegen de afwijzing. Het bezwaar is beperkt tot de stelling dat de afwijzingsbeslissing niet deugdelijk is gemotiveerd mede omdat geen rekening is gehouden met het Protocol.
3.2.
Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar niet slaagt. Hiervoor is al geoordeeld dat klager aan het protocol geen rechten meer kan ontlenen. De enkele stelling dat de beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd is, gelet op de gegeven onderbouwing van de afwijzing, volstrekt onvoldoende om te oordelen dat de bestreden beslissing wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking komt, zoals klager heeft gevraagd.
Slotsom
4. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond zal worden verklaard. Reeds daarom is geen reden voor de gevraagde kostenveroordeling.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van beroep is geen griffierecht verschuldigd.