ECLI:NL:OGAACMB:2024:38

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
Gaza nummer AUA202301901
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek om bevordering en waarnemingstoelage in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar in vaste dienst, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering en een waarnemingstoelage door de Minister van Onderwijs en Sport. Klager had eerder, op 25 maart 2022, een verzoek ingediend dat door de minister werd afgewezen. Klager heeft zijn bezwaar gegrond op het Protocol Sociaal Statuut Setar, waarin hij rechten ontleent aan zijn voormalige functie bij het telecommunicatiebedrijf SETAR. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 10 juni 2024, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager geen gelijkwaardige functie is aangeboden na zijn non-actieve periode, en dat de minister niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit het Protocol. Klager heeft echter wel een passende functie aangeboden gekregen, maar heeft deze niet geaccepteerd. Het gerecht oordeelt dat de circulaire van 2022 van toepassing is op klager, en dat hij aanspraak kan maken op begeleiding door het Departamento Recurso Humano (DRH) voor het vinden van een passende functie.

De rechter heeft geconcludeerd dat de afwijzing van klagers verzoek om bevordering en waarnemingstoelage rechtmatig is, omdat klager in de periode van non-activiteit geen functie heeft vervuld en er geen nieuwe feiten zijn die een heroverweging rechtvaardigen. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard, en de uitspraak is op 1 juli 2024 gedaan.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juli 2024
Gaza nummer AUA202301901

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA, en

DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN SPORT,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij schrijven van 25 maart 2022 heeft de minister van Onderwijs en Sport (de minister) klager te kennen gegeven, dat het verzoek van klager voor een bevordering en het voorstel voor een waarnemingstoelage c.q. persoonlijke toelage niet voor inwilliging vatbaar is.
Daartegen heeft klager pro-forma bezwaar gemaakt bij dit gerecht. Op 7 augustus 2023 heeft klager de gronden van zijn bezwaar aangevuld.
Verweerder heeft op 27 november 2023 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 10 juni 2024. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het geschil

1. Gelet op de inhoud van het besluit van 25 mei 2022, waartegen het bezwaar is gericht ligt allereerst voor de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten om het verzoek van klager voor een bevordering af te wijzen en hem geen waarnemingstoelage toe te kennen. Met dit bezwaar wil klager echter ook erkenning voor hem aangedaan onrecht. Hij wil rechtsherstel. Klager stelt dat hij rechten kan ontlenen aan het Protocol Sociaal Statuut Setar (het Protocol) van 20 december 2002. Hij stelt er recht op te hebben, ook nu nog in 2024, dat de overheid hem een gelijkwaardige functie aanbiedt als hij had bij de Setar, of een andere passende functie in minimaal schaal 12. En mocht dat niet lukken dan heeft hij er recht op zelf een functie te zoeken uit de vacaturebank, welke functie hem dan moet worden aangeboden, eventueel in combinatie met her-, bij- of omscholing. De overheid is nalatig gebleven hem recht te doen. Dat moet stoppen, aldus klager, die tevens stelt dat hij zich ten onrechte elke ochtend moet melden bij Departamento di Recurso Humano (DRH), omdat hij niet valt onder de pool van non-actieve ambtenaren vanwege zijn bijzondere positie op grond van het Protocol.
2. Het gerecht zal hieronder eerst enkele relevante feiten vermelden om daarna in te gaan op klagers stellingen.
De feiten
3.1
Klager, ambtenaar in vaste dienst in de rang van hoofdcommies in schaal 10, werkte als personeelsconsulent bij het telecommunicatiebedrijf SETAR dat in 2003 is verzelfstandigd. Klager was na de verzelfstandiging tot 10 oktober 2003 aldaar ter beschikking gesteld.
3.2
In het Protocol van 20 december 2002, zoals overeengekomen door het Land enerzijds en de vertegenwoordigende organisaties van werknemers (SEPPA, STT, en STA) anderzijds, betreffende overgangsbepalingen voor de rechtspositie van het personeel van Setar in het kader van de verzelfstandiging van het telecommunicatiebedrijf Setar staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“(…)
Bijzondere overgangsbepalingen
Artikel 3
1. Indien een ambtenaar niet in dienst van de overnemer (de op te richten Setar NV) wenst te treden bewerkstelligt de Minister (belast met aangelegenheden van telecommunicatie) dat hem binnen uiterlijk één maand binnen de ambtelijke organisatie van het Land een zo gelijkwaardige functie wordt aangeboden als die, welke hij laatstelijk bij het Telecommunicatiebedrijf bekleedde.
2. Indien aan de ambtenaar binnen de in het vorige lid bedoelde maand geen gelijkwaardige functie kan worden aangeboden bewerkstelligt de Minister dat hem een passende functie wordt aangeboden.
3. Indien geen gelijkwaardige en/of passende functie kan worden aangeboden zal de ambtenaar alsnog binnen bedoelde periode de mogelijkheid worden aangeboden om bij de vacaturebank van de overheid te mogen opteren (kiezen), inclusief een eventuele her-, bij- of omscholing.
4. Indien na een aantoonbaar zorgvuldig onderzoek is gebleken dat voor een ambtenaar als bedoeld in de vorige leden van dit artikel geen functie binnen een ambtelijke organisatie van het Land kan worden aangeboden, draagt de Minister er zorg voor dat de ambtenaar uiterlijk binnen één maand na bovenbedoelde periode gebruik kan maken van een der alsdan voor het Lnd Aruba geldende afvloeiingsregelingen, waarvan de kosten door de overnemer zullen worden gedragen. (…)”.
3.3
Vanaf 1 december 2003 was klager geplaatst bij de Griffie van het gerecht. Deze plaatsing is, zo blijkt uit de verklaring van de Griffier van 18 januari 2006, met wederzijds goedvinden op 10 november 2005 beëindigd. Bij landsbesluit van 6 januari 2006 heeft het bevoegd gezag besloten de tijdelijke plaatsing van klager bij het gerecht met ingang van 22 november 2005 op te heffen.
3.4
Vanaf november 2005 werd klager non-actief. De Directie Personeel en Organisatie (DPO) heeft in juli 2006 klager uitdrukkelijk verzocht te solliciteren op de vacature van Personeelsconsulent bij de Directie Belastingen, ressorterende onder het ministerie van Financiën en Economische Zaken. Bij brief van 18 juli 2006 heeft klager de minister van Algemene Zaken verzocht hem te plaatsen in voormelde functie, omdat een sollicitatie zou betekenen dat klager “de langste weg” zal kiezen terwijl het Protocol dient te worden nageleefd en deze functie voldoet aan hetgeen in dat Protocol staat.
Bij brieven van 8 december 2006 en 1 juli 2007 heeft klager zijn verzoek om te worden geplaatst bij de Directie Belastingen gerappelleerd en verzocht om anders te worden geplaatst in een van de vacante functies bij de DPO.
Bij brief van 31 augustus 2011 heeft klager de minister van Publieke Werken door tussenkomst van de minister van Algemene Zaken verzocht om geplaatst te worden in de functie van Chef Personeel en Organisatie bij de DOW, stellende dat hij “de kortste weg” heeft genomen. Klager is in geen van deze functies geplaatst en bleef non-actief.
3.5
Klager heeft op 5 juli 2006 een verzoek tot bevordering ingediend. Dat verzoek is afgewezen bij brief van 5 juli 2007 en nadien – naar aanleiding van een herhaald verzoek van klager – bij brief van 26 september 2011. Klager heeft tegen die afwijzing geen bezwaarschrift ingediend bij het gerecht.
3.6
Klager is met ingang van 27 november 2017 ter beschikking gesteld van het bureau van de (toenmalige) minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes. Klager bekleedde daar de functie van senior inhoudelijk adviseur. Per 1 oktober 2020 is klager aangesteld als lid van het managementteam van de Dienst Publieke Scholen (DPS), welk team op 15 februari 2021 is opgeheven. Klager heeft toen zijn werkzaamheden voor het Bureau BWOWDO hervat. De terbeschikkingstelling heeft tot 20 september 2021 geduurd. Klager heeft vervolgens bij brief van 4 februari 2022 de minister van Onderwijs en Sport verzocht hem weder ter beschikking te stellen van diens bureau. Tegen de weigering een beslissing te nemen c.q. hem ter beschikking te stellen, heeft klager rechtsmiddelen aangewend. Bij uitspraak van dit gerecht van 24 oktober 2022 (AUA202201135) is het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 31 mei 2023 van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (AUA2022H00272) is deze uitspraak in beroep bevestigd. Klager is vanaf 20 september 2021 wederom non-actief.
3.7
De voormalig minister van Onderwijs heeft bij brief van 4 november 2019 verzocht om de rechtspositie van klager “recht te trekken”.
3.8
Bij circulaire van 14 december 2022. kenmerk DR no. 695-58, inhoudende het overheidsbeleid inzake de re-integratie van non-actieve ambtenaren (hierna: de circulaire) heeft de overheid haar beleid inzake de re-integratie van non-actieven bekend gemaakt.
3.9
Een medewerker van DRH heeft op 17 februari 2023 een eerste gesprek re-integratie non-actieven gehouden met klager. Uit het van dat gesprek opgemaakte verslag volgt dat klager is uitgelegd wat het re-integratieproces non-actieven inhoudt. Klager heeft het formulier van de circulaire re-integratie non-actieven ondertekend.
Uit het verslag van 31 maart 2023 volgt dat klager is meegedeeld dat hem als onderdeel van het re-integratieproces functies zullen worden aangeboden waarop hij als enige kan solliciteren en waarbij hij begeleid zal worden. Op functies waarvan een vacature wordt opengesteld, zoals die van juridisch medewerker bij DTI, mag hij solliciteren, maar die functies vallen buiten het re-integratietraject. Tevens is klager uitgelegd dat hij geen recht heeft op een functie met minimaal schaal 12 en dat benoeming alleen kan volgen als hij voldoet aan de functievereisten.
3.1
Uit het verslag van 18 april 2023 volgt dat klager een lijst met functies waarin hij geïnteresseerd is aan een DRH-medewerker heeft getoond en dat hem toen is meegedeeld dat alleen de functie van junior beleidsmedewerker bij het KPA voor hem geschikt zou kunnen zijn, omdat de andere functies executief zijn of een harde wo-eis hebben. Klager is toegezegd dat de DRH-begeleider contact zal opnemen met de Korpschef om een kennismakingsgesprek te regelen maar dat klager moet solliciteren op die functie en dat de normale procedure dient te worden doorlopen.
3.11
Een DRH-begeleider heeft op 18 april 2023 de Korpschef gemaild met de vraag of hij openstaat om mee te werken aan de re-integratie van klager en een kennismakingsgesprek met hem te houden zodra hij solliciteert. Klager heeft op 10 mei 2023 via email een motivatiebrief naar het KPA gestuurd, waarin hij zijn interesse voor de functie van junior beleidsmedewerker kenbaar maakt. Het KPA heeft niet gereageerd op deze e-mails.
3.12
Klager heeft het hoofd DTI op 18 maart 2023 een motivatiebrief geschreven, waarin hij aangeeft in aanmerking te willen komen voor de functie van juridische medewerker DTI. Klager heeft de minister van Algemene Zaken, Overheidsorganisatie, Innovatie en Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening bij brief van 11 mei 2023 gevraagd hem te willen plaatsen in de functie van juridisch medewerker DTI. Naar aanleiding daarvan hebben op 7 maart 2024 en 25 april 2024 gesprekken plaatsgevonden met klager. Bij mailbericht van 20 mei 2024 is klager bericht dat DTI heeft besloten de sollicitatie van klager af te wijzen, omdat klager niet voldoet aan de vereisten voor de functie van juridisch medewerker.
3.13
Bij emailbericht van 28 juli 2023 heeft het DRH drie functies, namelijk HR functionaris/medewerker bij de Douane (schaal 10/11), HR functionaris bij de Dienst Gevangeniswezen (schaal 9) en Personeelsfunctionaris bij de Departamento di Transporte Publico (schaal 9) aan klager aangeboden. Daarbij is hem verzocht om vóór 31 juli 2023 aan te geven in welke functie hij geïnteresseerd is.
3.14
Klager heeft het DRH bij emailbericht van 31 juli 2023 laten weten dat de aangeboden functies niet conform het Protocol zijn en dat hij deze daarom niet in overweging kan nemen.
3.15
Bij brief van 22 augustus 2023 heeft verweerder klager gesommeerd om te verschijnen voor een bemiddelingsgesprek op 28 augustus 2023. Uit het verslag van 28 augustus 2023 volgt, dat klager te kennen heeft gegeven dat hij geen functie zal accepteren die niet conform het Protocol op minimaal schaal 12 is gewaardeerd.
3.16
In de bestreden brief van 7 december 2023 staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“(…)
Conform de circulaire ‘reactiveren non-actieven met verplicht karakter’ bent u met ingang van 17 februari aangevangen met uw re-integratietraject. Hoewel u zelf verantwoordelijk bent voor uw re-activatie bent u parallel aan uw eigen zoektocht naar een functie ook door het Departamento Recurso Humano begeleid.
Het Departamento Recurso Humano heeft u gedurende de maanden van februari 2023 tot en met augustus 2023 conform [zijn] verantwoordelijkheid en met inachtneming van de circulaire meerdermaal passende functies aangeboden. Hierbij heeft u aangegeven de aangeboden passende functies niet in overweging te nemen.
U zal derhalve niet langer begeleid worden door het Departamento Recurso Humano in uw zoektocht naar een functie binnen de overheid. U wordt erop geattendeerd dat uw re-integratietraject conform de circulaire maximaal 12 maanden duurt en op 17 februari 2024 afloopt. U heeft tot deze datum de tijd om conform de voorwaarden neergelegd in de circulaire een functie binnen of buiten de overheid te vinden. Indien u bij het verstrijken van deze datum geen functie gevonden heeft zal uw dienstverband ingevolge de circulaire verbroken worden.
(…).”
Het juridisch kader
4.1
Ingevolge artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
4.2
Ingevolge artikel 13 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.3
Ingevolge artikel 25 van de Lma kan de betrokken minister een in ieder bijzonder geval vast te stellen toelage toekennen, aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen gesteld worden dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt.
4.4
In de circulaire van 14 december 2022 staat – voor zover hier van belang - het volgende:
“(…)
Onderhavig beleid is erop gericht om de overtolligheidspoule binnen het jaar af te schaffen. Hiertoe zullen non-actieve ambtenaren twee passende functies aangeboden worden. Indien plaatsing niet lukt of de non-actieve ambtenaar niet meewerkt, volgt ontslag. (…)
Een beperkt aantal ambtenaren verricht feitelijk langdurig geen werkzaamheden, maar zit met behoud van bezoldiging thuis, zonder dat zij nochtans enige vorm van vrijstelling van dienst met behoud van inkomen genieten. Deze ambtenaren zitten in de zogenaamde overtolligheidspoule: zij behoren te werken, maar omwille van diverse omstandigheden is dat niet het geval.
Zowel om redenen van budgettaire aard als om redenen van goed werkgeverschap, kan Land Aruba de overtolligheidspoule niet langer in stand houden. Om deze redenen wordt beleid ontwikkeld om non-actieve ambtenaren te reactiveren, al dan niet binnen de overheidsdienst.
Toepassingsgebied
Het beleid is van toepassing op alle non-actieve ambtenaren. Onder non-actieve ambtenaren worden begrepen ambtenaren die langer dan drie maanden geen werkzaamheden verrichten ten behoeve van Land Aruba maar wel bezoldiging ontvangen. Dit zonder dat zij een van de vrijstellingen van dienst met behoud van inkomen genieten, zoals vermeld in de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (AB 1998 no. GT 22), noch geschorst zijn op grond van artikel 87 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
(…)
Reactiveringstraject: binnen of buiten de overheid
Ambtenaren die onder het toepassingsgebied vallen, worden geïnformeerd dat zij een verplicht reactiveringstraject moeten volgen, waarbij zij geïnformeerd worden over de gevolgen ervan.
De ambtenaar wordt geïnformeerd dat hij twaalf maanden de tijd heeft om zelf een nieuwe betrekking te vinden binnen de overheid. Indien wedertewerkstelling niet lukt of de ambtenaar niet aan het traject meewerkt, volgt ontslag. De ambtenaar krijgt begeleiding en ondersteuning van het Departamento Recurso Humano maar is zelf verantwoordelijk voor het proces van zijn wedertewerkstelling.
Passende functie
Een passende functie is eender welke functie waarbij de ambtenaar voldoet aan de wettelijk vastgelegde opleidingseisen en gestelde functie-eisen, met een maximaal verschil van plus of minus twee schalen ten opzichte van de bezoldigingsschaal die de ambtenaar heden ontvangt.
Het DRH zal elke non-actieve ambtenaar twee passende functies aanbieden voor tewerkstelling binnen de overheid. Bij dit voorstel heeft de ambtenaar geen concurrentie van andere sollicitanten, wat wil zeggen dat de ambtenaar enkel geweigerd zal worden indien uit omstandigheden blijkt dat de ambtenaar geen of onvoldoende interesse in de functie heeft, dan wel door het diensthoofd geweigerd wordt omwille van het niet geschikt zijn van de kandidaat wegens een gebrek aan de zogenaamde soft skills en de overheidsbrede kerncompetenties. Hiermee worden o.a. bedoeld communicatieve vaardigheden, samenwerking, werkethiek, flexibiliteit, interpersoonlijke vaardigheden en attitude. Het sollicitatiegesprek en de bevindingen van het DRH en het diensthoofd worden schriftelijk vastgelegd.
Indien de ambtenaar een passende functie wordt voorgesteld, is het de verwachting dat de non-actieve ambtenaar hierin geplaatst zal worden. Het voorstel gebeurt immers slechts nadat het
DRHde kandidaat gematcht heeft aan de functie, rekening houdend met de functie-eisen. Het diensthoofd verleent hierbij steeds zijn medewerking aan de plaatsing, tenzij het diensthoofd op grond van het sollicitatiegesprek met de non-actieve ambtenaar met redenen plaatsing mag weigeren. Na een positief verloop van de sollicitatieprocedure, is het voorstel van het DRH om een non-actieve ambtenaar bij wijze van proef te plaatsen de facto bindend voor het diensthoofd en de minister en de ambtenaar.
(…)
Proefplaatsing van de non-actieve ambtenaar
Indien de non-actieve ambtenaar geschikt wordt geacht voor plaatsing in een overheidsfunctie, hetzij bij een van de twee door DRH aangeboden functies, hetzij voor een overheidsfunctie waarvoor de ambtenaar zelf heeft gesolliciteerd, wordt hij gedurende zes maanden tijdelijk en bij wijze van proef geplaatst in de functie.
(…)
Gevolgen van niet meewerken aan het reactiveringstraject
De non-actieve ambtenaar wordt betaald door Land Aruba en is verplicht om zijn volledige medewerking te verlenen aan zijn reactivering en de begeleiding van het DRH. Laat de non-actieve ambtenaar na dit te doen, zijn er gevolgen aan verbonden:
No work, no pay indien de non-actieve ambtenaar zich niet dagelijks (tijdig) meldt of niet (tijdig) komt opdagen voor een opvolgingsgesprek. Ook zal in dat geval disciplinair worden opgetreden;
Ontslag wegens willekeurige verbreking van het dienstverband indien de non-actieve ambtenaar na een verwittiging blijft weigeren om zijn medewerking te verlenen aan het reactiveringstraject;
Ontslag wegens ongeschiktheid indien het reactiveringstraject niet leidt tot wedertewerkstelling binnen de overheid.
(…)”.
De beoordeling
5. Het gerecht zal hierna onder 5.1 en 5.2 eerst enkele algemene geschilpunten bespreken om daarna toe te komen aan de vraag of het bestreden landsbesluit de rechterlijke toets kan doorstaan.
Het Protocol Sociaal Statuut Setar 2002
5.1
Tussen partijen is in geschil of de circulaire van 2022 van toepassing is op verzoeker. Verzoeker meent van niet, omdat het Protocol op hem van toepassing is en de overheid nog altijd niet heeft voldaan aan haar verplichtingen tegenover klager, zoals die volgen uit artikel 3 van het Protocol.
5.1.1
Uit het Protocol volgt dat ambtenaren van het Telecommunicatiebedrijf de keuze hadden om in dienst te treden van de overnemer (Setar N.V.). Klager heeft daarvoor niet gekozen. Op grond van artikel 3 van het Protocol was de verantwoordelijk minister daarom verplicht zich in te spannen om binnen uiterlijk een maand voor klager binnen de overheidsorganisatie een gelijkwaardige functie te bieden, dat wil zeggen gelijkwaardig aan de functie die hij voorheen bij het Telecommunicatiebedrijf bekleedde. De functie die klager voorheen bekleedde was de functie van personeelsconsulent, in de rang van hoofdcommies (schaal 10). Vastgesteld moet worden dat aan klager binnen die maand geen gelijkwaardige functie is aangeboden.
5.1.2
Uit het Protocol volgt tevens dat als binnen die maand geen gelijkwaardige functie kan worden aangeboden de verantwoordelijk minister zich zal inspannen om een passende functie aan te bieden.
5.1.3
Het gerecht is van oordeel dat uit artikel 3 van het Protocol volgt dat de (her)plaatsing van ambtenaren van het voormalig Telecommunicatiebedrijf binnen een afzienbare periode moest plaatsvinden, een kwestie van maanden. Die periode is al lang verstreken. Het gerecht is verder van oordeel dat ambtenaren aan het Protocol geen recht op een andere gelijkwaardige of passende functie konden ontlenen. Wel konden ambtenaren aan dat Protocol het recht ontlenen dat de verantwoordelijk minister zich moest inspannen om hen aan een andere functie te helpen. Dat volgt uit het begrip ‘bewerkstelligt’ in het eerste en tweede lid van artikel 3.
5.2
Dit brengt het gerecht bij de vraag of aan klager een gelijkwaardige of passende functie is aangeboden. Het gerecht stelt vast dat aan klager geen gelijkwaardige functie is aangeboden. Het gerecht is echter van oordeel dat klager wel een passende functie is aangeboden. Klager is immers met ingang van 1 december 2003 geplaatst bij de Griffie van het gerecht als personeelsfunctionaris met behoud van zijn bezoldiging. Hij is met die plaatsing akkoord gegaan. Deze plaatsing heeft geduurd tot november 2005, dat wil zeggen nagenoeg twee jaar. In november 2005 is de plaatsing met wederzijds goedvinden beëindigd. Daarmee kwam aan de verplichtingen van het Land en de verantwoordelijke minister op grond van het Protocol een einde.
Is de circulaire op klager van toepassing?
5.3
Klager was van november 2005 tot november non-actief en van september 2021 tot heden. Klager heeft als ambtenaar in vaste dienst maar zonder werk al die tijd aanspraak kunnen maken op zijn bezoldiging. Klager behoort derhalve tot de categorie ambtenaren die langer dan drie maanden geen werkzaamheden verrichten ten behoeve van Land Aruba maar wel bezoldiging ontvangen. Hij is niet vrijgesteld van dienst, als bedoeld in de circulaire. Dat betekent dat klager als non-actieve ambtenaar valt onder het toepassingsbereik van de circulaire. Die circulaire en de daarin opgenomen verplichtingen zijn op hem van toepassing. Tegelijk kan klager aanspraak maken op begeleiding door DRH om te worden geplaatst in een voor hem passende functie. Onder een passende functie moet worden verstaan een functie die aansluit op klagers kennis en werkervaring, zoals in het personeelswerk, met een maximaal verschil van plus (schaal 12) of minus (schaal 8) twee schalen ten opzichte van de bezoldigingsschaal die klager thans ontvangt (schaal 10). Klager heeft dus geen recht op een functie in minimaal schaal 12, zoals hij zelf meent. Klager heeft bij sollicitaties op vacatures ook geen recht op plaatsing in een functie, zoals hij meent. Indien verschillende personen meedingen naar plaatsing is het aan de betreffende dienst of overheidsonderdeel om de meest geschikte kandidaat voor benoeming voor te dragen. Wel kan klager – zoals hiervoor aangeven – aanspraak maken op intensieve voorbereiding en begeleiding door DRH om zijn kansen op plaatsing te vergroten. De aanspraak op begeleiding door DRH is echter in de tijd beperkt. De tijd dringt voor klager. Indien hij niet zelf of met hulp van DRH een passende functie vindt, dan is niet uitgesloten dat ontslag volgt.
Heeft klager recht op bevordering?
6. Verweerder heeft het verzoek van klager reeds eerder tot twee keer toe afgewezen. Dit is gebeurd bij besluiten van 5 juli 2007 en 26 september 2011. Klager heeft die afwijzingen niet aangevochten. Dat betekent dat die besluiten in rechte onaantastbaar zijn. In het bestreden landsbesluit beslist verweerder nogmaals op het verzoek van klager van 5 juli 2006, kennelijk ingegeven door het verzoek van de voormalig minister van onderwijs van 4 november 2019 om de rechtspositie van klager “recht te trekken” en het voorstel van diezelfde minister van 5 juni 2020 om aan klager een waarnemingstoelage toe te kennen.
6.1
Het gerecht is van oordeel dat het herhaalde verzoek om bevordering moet worden opgevat als een verzoek om terug te komen op de besluitvorming uit 2007 en 2011. Het gerecht is niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden. Daarbij is van belang dat klager sedert 22 november 2005 tot november 2017 non-actief was en geen enkele functie heeft bekleed. Verweerder heeft dan ook met juistheid vastgesteld dat er geen functie is om klagers functioneren te beoordelen en dus ook niet om te beoordelen of er aanleiding is voor een bevordering. Niet is gebleken dat het bestreden landsbesluit, voor zover daarbij het verzoek om bevordering is afgewezen, in strijd is met de wet of het recht.
Had klager recht op een waarnemingstoelage?
6.2
Zoals hiervoor vermeld was klager van november 2005 tot november 2017 non-actief. Hij heeft in die periode geen functie vervuld, dus ook geen functie waargenomen. Van toekenning van een waarnemingstoelage kan over die periode reeds daarom geen sprake zijn. Klager was vanaf 27 november 2017 werkzaam in de functie van inhoudelijk adviseur, een schaal 14 functie. Niet is gebleken dat klager in zijn periode bij onderwijs een andere functie heeft waargenomen. Hij heeft dan ook geen recht op een waarnemingstoelage op grond van artikel 26 van de Lma. Vast staat dat klager tijdens zijn terbeschikkingstelling bij onderwijs een toelage heeft genoten van 25% van zijn bezoldiging op grond van artikel 25 van de Lma. Dat is tevens het wettelijk maximum dat in bijzondere gevallen kan worden toegekend. Niet is gebleken dat het bestreden landsbesluit, voor zover daarbij het verzoek om een toelage is afgewezen, in strijd is met de wet of het recht.
Conclusie
6.3
Gelet hierop kan het besluit van verweerder om klagers verzoek om bevordering niet in te willigen en klager geen waarnemingstoelage of (verdere) persoonlijke toelage toe te kennen de rechterlijke toets doorstaan.
6.4
Het bezwaar moet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is op 1 juli 2024 in raadkamer gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, ambtenarenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A. de Cuba.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van beroep is geen griffierecht verschuldigd.