In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit landsbesluit, gedateerd 11 november 2022, betrof de bevordering van klager in de functie van gevangenisinrichtingsmedewerker. Klager had bezwaar gemaakt tegen de beslissing om zijn bevordering met terugwerkende kracht te verplaatsen naar 1 augustus 2020, omdat hij gedurende de anciënniteitsperiode van 1 mei 2014 tot 1 mei 2018 822 dagen arbeidsongeschikt was geweest. Klager stelde dat er geen wettelijke basis was voor het beleid dat leidde tot deze beslissing en dat het beleid niet met terugwerkende kracht kon worden toegepast.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2023 heeft het gerecht de zaken samen behandeld. Klager was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook vertegenwoordigd was. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschriften tijdig had ingediend, ondanks dat deze na de wettelijke termijn waren ingediend, omdat hij de bestreden besluiten pas op 14 december 2022 had ontvangen. Het gerecht oordeelde dat de bestreden brief van 11 november 2022 geen beschikking was in de zin van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, en verklaarde het bezwaar tegen deze brief niet-ontvankelijk.
Echter, het bezwaar tegen het landsbesluit werd gegrond verklaard. Het gerecht oordeelde dat het door verweerder gehanteerde 15%-verzuimbeleid niet bekend was gemaakt en niet met terugwerkende kracht op klagers bevordering mocht worden toegepast. Het gerecht vernietigde het bestreden landsbesluit en droeg verweerder op om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van klager naar schaal 6, dienstjaar 7, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klager.