ECLI:NL:OGAACMB:2024:4

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
AUA202300781
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevordering ambtenaar op basis van functiewaardering

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 januari 2024 uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) en referendaris (schaal 12). De afwijzing was gebaseerd op de maximale functiewaardering van de functie die klager bekleedde, welke was vastgesteld op schaal 10. Klager had eerder, op 17 november 2022, een verzoek ingediend om bevorderd te worden, maar dit was afgewezen door de Gouverneur van Aruba. Klager heeft op 8 maart 2023 pro-forma bezwaar gemaakt en zijn gronden aangevuld op 24 april 2023. Tijdens de zitting op 20 november 2022 heeft klager zijn standpunten toegelicht, waarbij hij zich beroept op een motiveringsgebrek en het gelijkheidsbeginsel. Het Gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend en dat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het Gerecht overweegt dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager heeft niet aangetoond dat de functiewaardering onjuist is en het beroep op het gelijkheidsbeginsel is afgewezen omdat de andere collega’s niet dezelfde functies bekleden. De uitspraak concludeert dat de afwijzing van de bevordering op goede gronden is gestoeld en verklaart het bezwaar ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak van 22 januari 2024
Gaza nr. AUA202300781

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Naam klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 17 november 2022 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om hem naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) en referendaris (schaal 12) te bevorderen, afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 8 maart 2023 pro-forma bezwaar gemaakt. Op 24 april 2023 heeft klager de gronden waarop zijn bezwaar berust, aangevuld.
Verweerder heeft op 1 september 2022 een contramemorie ingediend.
Klager heeft op 14 november 2023 nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 20 november 2022. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De ontvankelijkheid
1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de stukken blijkt dat klager de bestreden beschikking op 8 februari 2023 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij [naam overheidsinstelling] ([OVERHEIDSINSTELLING]).
2.2
Op 22 juni 2009 is klager (feitelijk) met zijn werkzaamheden bij de [OVERHEIDSINSTELLING] begonnen in de functie van documentalist, welke functie toen maximaal gewaardeerd was op schaal 10.
2.3
Bij brieven van 15 maart 2012, 23 juli 2013, 9 april 2014, 25 augustus 2015 en 10 april 2019 heeft klager verzocht om bevorderd te worden naar schaal 10.
2.4
Bij brieven van 18 april 2019 en 23 juli 2019 heeft klager (daarnaast) verzocht om bevorderd te worden naar schaal 11.
2.5
Bij beoordelingsformulier van 28 augustus 2019 heeft de directeur van de [OVERHEIDSINSTELLING] klager positief beoordeeld op zijn functioneren en voorgesteld om klager met ingang van 1 april 2011 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies in schaal 10.
2.6
Bij uitspraak van 11 april 2022 (behorende bij AUA202102515) heeft het gerecht de landsbesluiten van 6 januari 2021 no. 75 en no. 76 vernietigd en bepaald dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van het uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het verzoek van klager om bevorderd te worden naar schaal 10 en schaal 11.
2.7
Bij landbesluit van 6 januari 2021 heeft verweerde besloten om klager met ingang van 1 augustus 2015 uit de functie van documentalist te ontheffen en aan te stellen in de functie van ICT en documentatiemedewerker bij de [OVERHEIDSINSTELLING] en met ingang van 1 augustus 2017 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies op schaal 10, dienstjaar 7.
2.8
Bij landsbesluit van 17 november 2022 no. 2 is klager met ingang van 1 april 2011 ontheven uit de functie van documentalist, en aangesteld in de functie van ICT en documentatiemedewerker, en bevorderd naar rang van hoofcommies (schaal 10, dienstjaar 7).
2.9
Bij bestreden beschikking van 17 november 2022 heeft verweerder het verzoek van klager om naar schaal 11 en schaal 12 te worden bevorderd, afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en betoogt – kort samengevat – hiertoe als volgt. De functiewaardering van de functie van ICT en documentatiemedewerker is niet juist gelet op hetgeen de DRH in haar advies van 9 september 2020 heeft geschreven. Voorts stelt klager dat er sprake is van een motiveringsgebrek, nu hij met dezelfde technologie als andere ICT’ers binnen de overheid werkt en dat het onduidelijk voor hem is waarom zijn bevordering naar schaal 11 en schaal 12 is afgewezen. Ook beroept klager zich op het gelijkheidsbeginsel, en stelt zich hierbij op het standpunt dat zijn collega’s ongeacht de maximale waardering van hun functie zijn bevorderd zonder de nodige opleiding en terwijl zij de functies niet feitelijk uitoefenen.
3.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat de functie van klager maximaal op het niveau van schaal 10 is gewaardeerd. Zijn verzoek om naar schaal 11 en schaal 12 is derhalve niet voor inwilliging vatbaar. Voorts voert verweerder aan dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek nu de waardering van een functie bij een bepaalde overheidsdienst verschilt met de waardering van een andere overheidsdienst. Er is wel aantal ICT functies bij andere overheidsdiensten dat op het niveau van schaal 11 en schaal 12 zijn gewaardeerd, echter gaat het hierbij om andere werkgebieden met andere eigen beheerde netwerken, applicaties en netwerksystemen. Verweerder voert voorts aan dat het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, nu de functies van zijn collega’s niet gelijk is aan die van klager.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen. In het LrB zijn de betreffende regels vastgesteld.
4.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
De beoordeling
5.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd klager te bevorderen naar schaal 10.
5.2
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.3
Het gerecht neemt verder het volgende in aanmerking.
6.1
In dit geval is het verzoek van klager om bevordering afgewezen, daar de functie die klager bekleedt maximaal op het niveau van schaal 10 is gewaardeerd, en klager dat niveau reeds heeft bereikt.
6.2
Vast staat dat klager bij landsbesluit van 17 november 2022 met ingang van 1 april 2011 naar de rang van hoofdcommies (schaal 10, dienstjaar 7) is bevorderd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat klager een andere rang dan wel functie bekleedt, noch dat hij de werkzaamheden behorende bij een andere functie verricht. Vast staat ook dat de functie van klager op het maximale niveau van schaal 10 is gewaardeerd. Klager is het kennelijk niet eens met de waardering van zijn functie op het niveau van schaal 10. Uit de stukken noch het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat de waardering niet aan de hand van een correcte weergave van de door klager uitgevoerde werkzaamheden is gedaan. Van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan dient te worden geconcludeerd dat de waardering van klagers functie foutief is of dat de waardering dient te worden aangepast, is niet gebleken. De omstandigheid dat ICT-functies bij andere overheidsdiensten anders zijn gewaardeerd, maat op zichzelf niet dat de waardering van klagers functie niet juist is. Verweerders uiteenzetting aan de hand van het advies van DRH van 9 september 2020, inhoudende dat daarbij rekening is gehouden met de verschillende werkgebieden, te beheren applicaties en netwerk(systemen) is niet onbegrijpelijk. Het gerecht ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder de beslissing met betrekking tot de bevordering van klager niet heeft kunnen baseren op deze functiewaardering.
6.3
Klager beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel. In dat verband verwijst klager naar collega’s die wel zijn bevorderd. Voorop wordt gesteld dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen, ongelijk zijn behandeld. Het gerecht overweegt dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de andere collega’s niet dezelfde functies als klager bekleden en diens werkzaamheden niet op een lijn kunnen worden gesteld met die van klager. Van gelijke gevallen is derhalve geen sprake. Ook is niet gebleken dat de andere collega’s naar een andere danwel hogere functie zijn bevorderd. Het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.
7. Gelet op het vorenstaande, kan klager niet (verder) worden bevorderd. Verweerder heeft zijn beslissing dan ook op goede gronden gestoeld.
8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
9. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.