In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 januari 2024 uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) en referendaris (schaal 12). De afwijzing was gebaseerd op de maximale functiewaardering van de functie die klager bekleedde, welke was vastgesteld op schaal 10. Klager had eerder, op 17 november 2022, een verzoek ingediend om bevorderd te worden, maar dit was afgewezen door de Gouverneur van Aruba. Klager heeft op 8 maart 2023 pro-forma bezwaar gemaakt en zijn gronden aangevuld op 24 april 2023. Tijdens de zitting op 20 november 2022 heeft klager zijn standpunten toegelicht, waarbij hij zich beroept op een motiveringsgebrek en het gelijkheidsbeginsel. Het Gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend en dat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het Gerecht overweegt dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager heeft niet aangetoond dat de functiewaardering onjuist is en het beroep op het gelijkheidsbeginsel is afgewezen omdat de andere collega’s niet dezelfde functies bekleden. De uitspraak concludeert dat de afwijzing van de bevordering op goede gronden is gestoeld en verklaart het bezwaar ongegrond.