In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van hoofdklerk (schaal 5) per 1 september 2023. De afwijzing was gebaseerd op het 15%-arbeidsongeschiktheidsbeleid, waarbij klaagster in de anciënniteitsperiode van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2022 308 dagen arbeidsongeschikt was, wat 21,1% van de periode uitmaakt. Klaagster stelde dat deze beslissing in strijd was met de rechtszekerheid, zorgvuldigheid en het motiveringsbeginsel, en dat zij recht had op bevordering per 1 mei 2023.
De zaak werd behandeld op 5 februari 2024, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L.A. Hernandis, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Poeran. Het gerecht oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat zij had aangetoond dat zij de beschikking op 21 mei 2023 had ontvangen.
Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking niet in stand kon blijven, omdat verweerder had aangegeven deze te zullen herzien. Het gerecht oordeelde dat de directeur van het Departamento di Aduana, die klaagster positief had beoordeeld, niet om een nieuw verzoek hoefde te vragen. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het bezwaar gegrond was, en verweerder werd opgedragen om binnen twee maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van klaagster om bevordering naar de rang van hoofdklerk (schaal 5). Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Afl. 1.400,-.