ECLI:NL:OGAACMB:2024:30

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
GAZA nr. AUA202302013
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevordering ambtenaar op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van hoofdklerk (schaal 5) per 1 september 2023. De afwijzing was gebaseerd op het 15%-arbeidsongeschiktheidsbeleid, waarbij klaagster in de anciënniteitsperiode van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2022 308 dagen arbeidsongeschikt was, wat 21,1% van de periode uitmaakt. Klaagster stelde dat deze beslissing in strijd was met de rechtszekerheid, zorgvuldigheid en het motiveringsbeginsel, en dat zij recht had op bevordering per 1 mei 2023.

De zaak werd behandeld op 5 februari 2024, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L.A. Hernandis, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Poeran. Het gerecht oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat zij had aangetoond dat zij de beschikking op 21 mei 2023 had ontvangen.

Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking niet in stand kon blijven, omdat verweerder had aangegeven deze te zullen herzien. Het gerecht oordeelde dat de directeur van het Departamento di Aduana, die klaagster positief had beoordeeld, niet om een nieuw verzoek hoefde te vragen. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het bezwaar gegrond was, en verweerder werd opgedragen om binnen twee maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van klaagster om bevordering naar de rang van hoofdklerk (schaal 5). Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Afl. 1.400,-.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2024
GAZA nr. AUA202302013

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 4 april 2023 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om met ingang van 1 september 2023 te worden bevorderd naar de rang van hoofdklerk (schaal 5), afgewezen, met toepassing van het zgn. 15%-arbeidsongeschiktheidsbeleid.
Hiertegen heeft klaagster op 14 juni 2023 bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 29 januari 2024 stukken ingediend.
De zaak is mondeling ter zitting behandeld op 5 februari 2024, waar klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de voornoemde gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter gesteld de bestreden beschikking op 21 mei 2023 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
Bezwaargronden
2. Klaagster kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar verzoek om met ingang van 1 oktober 2022 te worden bevorderen naar schaal 5. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat deze beslissing onjuist is omdat deze in strijd is met het rechtszekerheids-, het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Ter onderbouwing hiervan heeft zij -naar het gerecht begrijpt - aangevoerd, dat verweerder ten onrechte het verzoek heeft afgewezen op grond van een onbekend beleid (15%-arbeidsongeschiktheid) terwijl de overheid een vaste gedragslijn hanteert van vertraging van een bevordering bij een arbeidsongeschiktheid van langer dan 90 dagen, waarbij een afwezigheid van maximaal 90 dagen niet in de weg staat aan de conclusie dat is voldaan de anciënniteitseis. Volgens klaagster komt zij met ingang van 1 mei 2023 in aanmerking voor de verzochte bevordering.
Bestreden beschikking en standpunt verweerder
3.1
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder overwogen en besloten, dat klaagster in de anciënniteitsperiode van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2022 (1460 dagen), 308 dagen, oftewel 21,1%, arbeidsongeschikt is geweest en dat dit verzuim de nieuwe redelijke gedragslijn van 15% overschrijdt, met als gevolg dat klaagster pas met ingang van 1 september 2023 voldoet aan de anciënniteitseis. Gelet hierop is het voorstel om haar met ingang van 1 oktober 2022 te bevorderen niet voor inwilliging vatbaar, aldus verweerder.
3.2
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven, dat de bestreden beschikking zal worden herzien en beslist zal worden ingevolge de vaste 90-dagen gedragslijn. Er zal wel een nieuw verzoek/voorstel voor een bevordering moeten worden gedaan, aldus verweerder.
De beoordeling
4. Nu verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven, dat de bestreden beschikking herzien zal worden, staat daarmee vast dat deze niet in stand kan blijven.
5.1
Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat klaagster en/of haar diensthoofd een nieuw verzoek/voorstel dient te doen, overweegt het gerecht als volgt.
5.2
In deze staat vast dat klaagster, ambtenaar bij het Departamento di Aduana (DAD), laatstelijk met ingang van 1 oktober 2018 is bevorderd naar de rang van Klerk 1ste klasse in schaal 4. Vast staat ook dat de directeur van het DAD bij brief van 2 december 2022 heeft voorgesteld om klaagster te bevorderen naar de rang van Hoofdklerk in schaal 5, omdat zij naar behoren functioneert. Nu de bestreden beschikking is genomen naar aanleiding van dit voorstel, en deze beschikking zal worden herzien, valt niet in te zien waarom de directeur van de DAD of klaagster een nieuw voorstel/verzoek moet indienen.
5.3
Uit het voorstel van de directeur van de DAD volgt immers dat hij het functioneren van klaagster positief beoordeeld, en dat de functie die klaagster bekleedt, een bevordering naar schaal 5 rechtvaardigt, met dien verstande dat zij reeds vier jaar dienst in de rang van klerk 1ste klasse moet hebben volbracht. Nu het niet onredelijk is te achten dat een bevorderingsmoment wordt verschoven bij langdurig verzuim in verband met ziekte, en klaagster gedurende 308 dagen arbeidsongeschikt is geweest, ligt in deze de vraag voor vanaf wanneer (na 1 oktober 2022) klaagster voldoet aan de anciënniteitseis gelet op haar arbeidsongeschiktheid.
5.4
Volgens bestendige jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken staat een afwezigheid van (maximaal) 90 dagen, in een anciënniteitsperiode van vier jaren, niet in de weg aan de conclusie dat voldaan is aan de anciënniteitseis (zie bv. ECLI:NL:ORBAACM:2023:22). Dit betekent dat het bevorderingsmoment van klaagster, dat in beginsel 1 oktober 2022 is, kan worden uitgesteld met (308 – 90 =) 218 dagen, dus tot 6 mei 2023 (zie ook ECLI:ORBAACM:2023:35).
6. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd. Verweerder zal worden gelast om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, binnen
twee maandenna dagtekening van deze uitspraak, opnieuw te beslissen op het verzoek van klaagster om haar te bevorderen naar de rang van hoofdklerk (schaal 5).
7. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, welke begroot worden op Afl. 1.400,-.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- verklaart de beschikking van 4 april 2023 nietig, wat betreft de ingangsdatum van de bevordering van klaagster naar schaal 5;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het verzoek van klaagster om haar naar de rang van hoofdklerk in schaal 5 te bevorderen, te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, ter zitting van 10 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.