In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 mei 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door klaagster was ingediend tegen besluiten van de gouverneur en de minister van Algemene Zaken. Klaagster had op 4 mei 2023 pro forma bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gouverneur, dat haar een gratificatie van Afl. 1.000,- per jaar toekende voor de jaren 2014 tot en met 2020, en tegen een afwijzing van haar verzoek om een waarnemingstoelage door de minister. De minister had dit verzoek afgewezen op 30 maart 2023. Klaagster stelde dat zij op 3 april 2023 kennis had genomen van de besluiten en dat zij alles in het werk had gesteld om tijdig bezwaar te maken, maar dat zij een dag te laat was met het indienen van het bezwaarschrift.
Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld aan de hand van artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Dit artikel stelt dat een bezwaarschrift binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beschikking moet worden ingediend. Klaagster had op 3 april 2023 kennis genomen van de besluiten, waardoor de bezwaartermijn op 4 april 2023 begon en eindigde op 3 mei 2023. Het gerecht concludeerde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 4 mei 2023 was ingediend.
Klaagster betoogde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar het gerecht oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze overschrijding rechtvaardigden. De gemachtigde van klaagster had de laatste dag van de bezwaartermijn verkeerd berekend, wat niet in overeenstemming was met de professionele zorgvuldigheid die van een gemachtigde verwacht mag worden. Het gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.