ECLI:NL:OGAACMB:2024:23

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
AUA202301478
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het bezwaar in ambtenarenrechtspraak

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 mei 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door klaagster was ingediend tegen besluiten van de gouverneur en de minister van Algemene Zaken. Klaagster had op 4 mei 2023 pro forma bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gouverneur, dat haar een gratificatie van Afl. 1.000,- per jaar toekende voor de jaren 2014 tot en met 2020, en tegen een afwijzing van haar verzoek om een waarnemingstoelage door de minister. De minister had dit verzoek afgewezen op 30 maart 2023. Klaagster stelde dat zij op 3 april 2023 kennis had genomen van de besluiten en dat zij alles in het werk had gesteld om tijdig bezwaar te maken, maar dat zij een dag te laat was met het indienen van het bezwaarschrift.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld aan de hand van artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Dit artikel stelt dat een bezwaarschrift binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beschikking moet worden ingediend. Klaagster had op 3 april 2023 kennis genomen van de besluiten, waardoor de bezwaartermijn op 4 april 2023 begon en eindigde op 3 mei 2023. Het gerecht concludeerde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 4 mei 2023 was ingediend.

Klaagster betoogde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar het gerecht oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze overschrijding rechtvaardigden. De gemachtigde van klaagster had de laatste dag van de bezwaartermijn verkeerd berekend, wat niet in overeenstemming was met de professionele zorgvuldigheid die van een gemachtigde verwacht mag worden. Het gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Uitspraak van 6 mei 2024
Gaza nr. AUA202301478

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
1. DE GOUVERNEUR,
2. DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 15 maart 2023 no. 1 heeft de gouverneur besloten om aan klaagster een gratificatie van Afl. 1.000,- per jaar toe te kennen over de kalenderjaren 2014 tot en met 2020. Bij beschikking van 30 maart 2023 heeft de minister, voornoemd, het verzoek van klaagster voor een waarnemingstoelage afgewezen.
Tegen deze beschikkingen heeft verzoeker op 4 mei 2023 pro forma bezwaar gemaakt bij het gerecht, welk bezwaar bij brief van 7 juli 2023 is aangevuld.
Verweerder heeft op 28 november 2023 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 maart 2024. Klager is verschenen, bijgestaan door mr. Croes. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. Kaarsbaan.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid van het bezwaar
1.Ter zitting is de ontvankelijkheid van het bezwaar besproken en in het bijzonder de vraag of tijdig bezwaar is gemaakt. Verweerders menen van niet. Klaagster stelt weliswaar een dag te laat te zijn, maar alles in het werk te hebben gesteld om zo tijdig als mogelijk bezwaar te maken, zodat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het gerecht zal hierna eerst de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordelen.
2.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking genomen is.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
3. De beschikkingen van 15 en 30 maart 2023 zijn per gewone post aan klaagster verzonden. Het gerecht heeft niet kunnen vaststellen op welke dag dit is gebeurd. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij op 3 april 2023 contact heeft gezocht met DRH en dat diezelfde dag afschriften van beide beschikkingen aan haar zijn overhandigd. Uit de stukken blijkt verder dat klaagster op 3 april 2023 via Whatsapp haar gemachtigde heeft bericht dat zij de beschikkingen heeft ontvangen en dat zij zich niet kon vinden in de inhoud van die beschikkingen. Zowel in het pro forma bezwaarschrift van 4 mei 2023 als in het aanvullend bezwaarschrift van 7 juli 2023 vermeldt de gemachtigde dat klaagster op 3 april 2023 de beschikkingen heeft ontvangen en van de inhoud kennis heeft kunnen nemen.
4. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 41 van de La is de bezwaartermijn van dertig dagen gestart op 4 april 2023, de dag na ontvangst van de besluiten, en eindigde deze 30 dagen later, dus op 3 mei 2023. Vastgesteld moet worden dat het bezwaarschrift dus niet is ingediend binnen de termijn gesteld in artikel 41, eerste lid, van de La.
5. Beoordeeld dient dan ook te worden of klaagster ten genoegen van het gerecht heeft aangetoond het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop zij van die beschikkingen redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen. Klaagster betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat klaagster pas medio april 2023 de aan haar huisadres toegezonden beschikkingen heeft ontvangen.
6. In hetgeen klaagster heeft aangevoerd is geen grond gelegen de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Hierbij is van belang dat niet in geschil is dat klaagster op 3 april 2023 van de beschikkingen kennis heeft genomen en dat zij haar gemachtigde hiervan diezelfde dag op de hoogte heeft gebracht. Klaagster had vanaf die datum 30 dagen de tijd om bezwaar te maken. Dat de beschikkingen nadien ook langs andere weg aan klaagster zijn toegezonden maakt dit niet anders. Uit het aanvullend bezwaarschrift komt naar voren dat de gemachtigde van klaagster de laatste dag van de bezwaartermijn verkeerd heeft berekend. Als laatste dag wordt vermeld 4 mei 2023, terwijl dit 3 mei 2023 had moeten zijn. Van een professionele gemachtigde had verwacht mogen worden de termijn te bewaken en voor zover nodig tijdig pro forma bezwaar te maken. Dat is niet gebeurd. Het handelen of nalaten van de gemachtigde komt in beginsel voor rekening en risico van de indiener van het bezwaar. Er zijn geen (heel) bijzondere omstandigheden aan de zijde van de gemachtigde gesteld die reden geven tot een uitzondering op dit uitgangspunt. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie 14 februari 2024 (AUA2023H00122), ECLI:OGHACMB:2024:19.
7. Het gerecht zal het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat het gerecht niet toekomt aan een inhoudelijke bespreking van de zaak.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.