In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit landsbesluit, gedateerd 11 november 2022, besloot om klager met ingang van 1 juli 2020 te bevorderen in de functie van gevangenisinrichtingsmedewerker (schaal 6, dienstjaar 9). Klager had eerder verzocht om bevordering met ingang van 1 mei 2019, maar dit verzoek werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de anciënniteitsvereisten door een periode van arbeidsongeschiktheid van 593 dagen in de relevante anciënniteitsperiode. Klager maakte bezwaar tegen zowel het landsbesluit als de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek, en stelde dat er geen wettelijke basis was voor de toepassing van een nieuw 15%-verzuimbeleid dat door verweerder was gehanteerd.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2023 werd het bezwaar van klager behandeld. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaren, ondanks dat deze na de wettelijke termijn waren ingediend, omdat hij aannemelijk had gemaakt dat hij pas op 14 december 2022 van de besluiten op de hoogte was. Het gerecht concludeerde dat het 15%-verzuimbeleid, dat pas in juli 2022 was geïntroduceerd en nog niet was goedgekeurd, niet op klagers bevorderingsverzoek mocht worden toegepast. Het gerecht verklaarde het bezwaar gegrond en vernietigde het bestreden landsbesluit, waarbij verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsvoorstel van klager.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie en rechtszekerheid in de toepassing van beleidsregels door de overheid, vooral wanneer deze regels invloed hebben op de rechtspositie van ambtenaren. Klager werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van Afl. 1.400,-.