ECLI:NL:OGAACMB:2023:37

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
AUA202204210
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar in verband met arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder met betrekking tot de bevordering van klager naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse. Klager had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 2022, waarin verweerder had besloten om de bevordering van klager uit te stellen tot 1 januari 2021, vanwege een periode van arbeidsongeschiktheid van 396 dagen in de anciënniteitsperiode van 1 december 2014 tot 1 december 2019. Klager stelde dat deze beslissing in strijd was met de beginselen van rechtszekerheid, zorgvuldigheid en motivering, en dat hij op basis van zijn positieve beoordelingen in aanmerking kwam voor bevordering per 1 december 2019.

Het gerecht heeft geoordeeld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat hij het bestreden besluit pas op 11 november 2022 had ontvangen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de door verweerder gehanteerde gedragslijn, die de bevordering uitstelt bij een arbeidsongeschiktheid van meer dan 15%, niet was vastgesteld of bekendgemaakt, en dat de beslissing om de bevordering te vertragen onzorgvuldig was. Het gerecht heeft het bestreden landsbesluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van klager om bevordering.

De uitspraak benadrukt dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag, en dat het gerecht slechts terughoudend kan toetsen of deze bevoegdheid in redelijkheid is gebruikt. De beslissing van het gerecht is van belang voor de rechtspositie van ambtenaren en de toepassing van het ambtenarenrecht in Aruba.

Uitspraak

Uitspraak van 21 augustus 2023
Gaza nr. AUA202204210

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 14 oktober 2022 no. 2 (het bestreden landbesluit), door klager ontvangen op 11 november 2022, heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 januari 2021 te bevorderen naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse (schaal P09, dienstjaar 5).
Hiertegen heeft klager op 29 november 2022 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 22 mei 2023 en 23 mei 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 29 mei 2023. Klager is verschenen bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Verweerder heeft, op verzoek van het gerecht, op 19 juni 2023 nadere stukken overgelegd.
De uitspraak is hierna bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd het bestreden landsbesluit pas op 11 november 2022 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Nu klager zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen nadat hij het bestreden landsbesluit heeft ontvangen, is hij ontvankelijk in zijn bezwaar.
het bestreden landsbesluit
2. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat klager in de anciënniteitsperiode, te weten vanaf 1 december 2014 tot 1 december 2019, 396 dagen arbeidsongeschikt is geweest. Conform de nieuwe gedragslijn, waarbij het bevorderingsmoment wordt uitgesteld met eenzelfde aantal dagen als het totaal aantal arbeidsongeschiktheidsdagen gedurende de anciënniteitsperiode als de ambtenaar gemiddeld 55 kalenderdagen per jaar oftewel 15% arbeidsongeschikt is geweest (hierna: het 15%-verzuimbeleid), wordt de bevorderingsdatum met driehonderdzesennegentig (396) kalenderdagen verlengd en bepaald op 1 januari 2021.
bezwaargronden
3. Klager is het er niet mee eens dat zijn bevordering is verschoven naar 1 januari 2021, en heeft gesteld dat deze beslissing in strijd is met het rechtszekerheids-, het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Ter onderbouwing hiervan heeft klager - kort gezegd - aangevoerd dat het door verweerder gehanteerde gedragslijn inhoudende een vertraging van bevordering bij overschrijding van 15% arbeidsongeschiktheidsperiode niet is vastgesteld noch is bekendgemaakt, en dat hij over de betreffende periode positief is beoordeeld. Verder heeft hij gesteld dat verweerder geen overzicht heeft overgelegd van zijn vermeende arbeidsongeschiktheidsdagen. Volgens klager komt hij op grond van de bevorderingseisen met ingang van 1 december 2019 in aanmerking voor een bevordering naar de rang van Onderinspecteur 1ste klasse, in schaal P09. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden landsbesluit en verzocht om verweerder op te dragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op zijn bevorderingsverzoek zonder toepassing van enige vertraging. Zijn bezwaar ten aanzien van het bepalen van zijn bezoldiging en pensioengrondslag met de 5%-verlaging ingevolge de Landsverordening tijdelijke versobering bezoldigingen en voorzieningen, heeft klager ter zitting niet gehandhaafd.
Het geschil
4. In geschil is de vraag of verweerder in redelijkheid heeft mogen beslissen om de bevordering van klager te vertragen met 396 dagen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
5.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij Korps Politie Aruba (KPA).
5.2
Klager is laatstelijk bij Landsbesluit van 12 mei 2022 met ingang van 1 december 2014 bevorderd naar de rang van onderinspecteur (schaal P08).
5.3
Bij brief van 20 juli 2022 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 december 2019 te bevorderen naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse.
5.4
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 januari 2021 te bevorderen naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse (schaal P09).
wettelijk kader
6.1
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Landsbesluit rechtspositie politie (Lrp) geschiedt benoeming in een politierang bij landsbesluit. Ingevolge het tweede lid zijn de bij de rangen behorende aanstelling- en bevorderingseisen opgenomen in bijlage A bij dat landsbesluit.
Ingevolge het derde lid zijn de bezoldigingsschalen en pensioengrondslagen voor de politieambtenaren neergelegd in bijlage B bij dat landsbesluit.
6.2
Voor een bevordering naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse gelden de volgende eisen:
a. in het bezit van het kaderdiploma;
b. een functie bekleden in hoofdgroep IV;
c. voldoen aan de eisen die aan deze functie worden gesteld;
d. ten minste 5 jaar diensttijd hebben voltooid in de rang van onderinspecteur;
e. een goede beoordeling.
beoordeling
7.1
Het betoog van klager dat het door verweerder gehanteerde 15%-verzuimbeleid niet is vastgesteld noch is bekendgemaakt, slaagt. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
7.2
In het bestreden landsbesluit heeft verweerder een nieuwe gedragslijn toegepast. Deze gedragslijn houdt in dat de ingangsdatum van een bevordering niet wordt uitgesteld bij een arbeidsongeschiktheidsverzuim van minder dan 15% per anciënniteitsperiode, dat wil zeggen gemiddeld 55 kalenderdagen per anciënniteitsjaar. Bij overschrijding van dit aantal wordt de ingangsdatum van de bevordering uitgesteld met een periode gelijk aan de gehele duur van de arbeidsongeschiktheid over de anciënniteitsperiode, waarbij de bevordering ingaat op de eerste kalenderdag van de volgende maand.
Het is het gerecht ambtshalve bekend dat de
Departamanto Recurso Humano(DRH) op 18 juli 2022 voor het eerst de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening over deze nieuwe gedragslijn, de zgn. 15%-verzuimbeleid, heeft geadviseerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder te kennen gegeven dat deze gedragslijn nog niet door de ministers is goedgekeurd en vastgesteld. Nog daargelaten de vraag of in dit geval van een voldoende kenbare gedragslijn sprake is, is de door verweerder gehanteerde gedragslijn van een veel later datum dan de betreffende anciënniteitsperiode en is aan deze gedragslijn in strijd met het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel terugwerkende kracht verleend. Reeds gelet hierop is het bestreden landsbesluit dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen en lijdt het aan een motiveringsgebrek, zodat het dient te worden vernietigd.
8.1
Wat betreft het verzoek van klager om zonder enige vertraging te worden bevorderd naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse overweegt het gerecht als volgt.
Bevordering is geen recht van de betrokken ambtenaar noch een automatisme, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
8.2
Niet in geschil is dat klager in het bezit is van een kaderdiploma en een functie bekleedt in hoofdgroep IV. Verder blijkt uit de overgelegde stukken dat hij over de betreffende anciënniteitsperiode positief is beoordeeld door zijn diensthoofd. Aangenomen dient dan ook te worden dat hij geschikt en bekwaam wordt geacht voor de vervulling van die functie op het niveau van schaal P09.
8.3
Ter beantwoording ligt voor de vraag met ingang van welke datum klager voldoet aan de anciënniteitseis.
8.3.1
Uit bestendige jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (vgl. RvBAz van 1 maart 2023, ECLI:NL:ORBAACM:2023:23) volgt dat het bestuursorgaan bevoegd is om de ingangsdatum van een bevordering uit te stellen indien sprake is van afwezigheid door langdurige arbeidsongeschiktheid. In die situatie is een beoordeling van het functioneren in de anciënniteitsperiode immers niet goed mogelijk. Indien echter, ondanks een langdurige periode van arbeidsongeschiktheid, toch een positieve beoordeling is opgemaakt, is daarmee voldaan aan de voor een bevordering geldende beoordelingseis. Bij de anciënniteitseis gaat het om de tijd die is doorgebracht in actieve dienst.
8.3.2
In de betreffende anciënniteitsperiode hanteerde verweerder het zogenaamde 90 dagen-verzuimbeleid. De 90 dagen termijn geldt bij een anciënniteitsperiode van 4 jaar. Volgens deze vaste gedragslijn staat een afwezigheid van (maximaal) 90 dagen niet in de weg aan de conclusie dat voldaan is aan de anciënniteitseis. Bij een periode van inactiviteit door arbeidsongeschiktheid van 90 dagen of meer wordt de periode waarmee aan de anciënniteitseis wordt voldaan verlengd met het totaal aantal dagen arbeidsongeschiktheid waarmee de periode van 90 dagen wordt overschreden. De Raad heeft het op deze wijze uitstellen van het bevorderingsmoment, niet in strijd met de toepasselijke wettelijke bepalingen geacht.
8.3.3
in dit geval bedraagt de anciënniteitsperiode 5 jaar. Dat betekent dat de periode van inactiviteit wegens arbeidsongeschiktheid in dit geval dient te worden bepaald op (90 + 22,5 =) 112,5 dagen. Uit het door verweerder overgelegde overzicht blijkt dat klager gedurende de anciënniteitsperiode van 1 december 2014 tot 1 december 2019, 396 dagen arbeidsongeschikt was. Gelet op het vorenstaande kan de ingangsdatum van de bevordering van klager worden verlengd met (396 - 112,5=) 283,5 dagen, dus tot 1 oktober 2020. De beslissing om klager pas met ingang van 1 januari 2021 te bevorderen is in strijd met deze vaste gedragslijn.
9. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is. Het bestreden landsbesluit kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd. Verweerder zal worden gelast om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, binnen drie maanden na dagtekening hiervan, opnieuw te beslissen op het verzoek van klager om te worden bevorderd naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse in schaal P09.
10. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het Landsbesluit van 14 oktober 2022 no. 2, wat betreft de ingangsdatum van de bevordering van klager naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het verzoek van klager om hem te bevorderen naar de rang van onderinspecteur 1ste klasse (schaal P09), met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 augustus 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.