ECLI:NL:OGAACMB:2023:36

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
AUA202204208
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de duur van de schorsing van een ambtenaar in het kader van een disciplinair onderzoek

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een schorsing die hem was opgelegd. De schorsing was het gevolg van een disciplinair onderzoek naar de klager, die als sectiechef immigratieambtenaar werkzaam was bij Inmigracion Aruba. De schorsing was ingegaan op 15 november 2022, na een Landsbesluit van 27 oktober 2022, en zou duren tot de beslissing over de disciplinaire straf. Klager betwistte de schorsing en voerde aan dat deze onterecht was opgelegd, onder andere omdat hij niet had gehandeld in strijd met de wet en dat de schorsing onredelijk lang duurde.

Het gerecht heeft de argumenten van klager in overweging genomen en vastgesteld dat de schorsing voortduurde terwijl het disciplinair onderzoek al meer dan een jaar liep. Het gerecht oordeelde dat de schorsing niet langer kon voortduren dan noodzakelijk was voor het belang van de dienst. De rechter heeft de schorsing gewijzigd en bepaald dat deze zou duren tot drie weken na de uitspraak, in plaats van tot de beslissing over de disciplinaire straf. Het bezwaar van klager werd gegrond verklaard, en de Gouverneur werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor het bevoegde gezag om voortvarendheid te betrachten in disciplinaire onderzoeken.

Uitspraak

Uitspraak van 21 augustus 2023
GAZA nr. AUA202204208

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 27 oktober 2022 no. 7 (hierna: de bestreden beschikking), door klager ontvangen op 15 november 2023, heeft verweerder klager met toepassing van artikel 87 aanhef en onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) in zijn ambt geschorst met ingang van de dag na dagtekening van het Landsbesluit tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen de bestreden beschikking heeft klager op 29 november 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Partijen hebben op 22 mei 2023 respectievelijk 25 mei 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 29 mei 2023, waar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schorsing en heeft zich op het standpunt gesteld, dat hij onder valse voorwendselen is geschorst, en dat de beschikking in strijd is met het motiveringsbeginsel, het fair-play beginsel en de rechtszekerheid.
Ter onderbouwing hiervan heeft hij – samengevat – aangevoerd dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten, dat het disciplinair onderzoek reeds in november 2022 is afgerond, en dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom hij in het belang van de dienst en de veiligheid van het Land moet worden geschorst. Volgens klager heeft hij het voorstel van verweerder, om vrijwillig mee te werken aan een overplaatsing om disciplinaire maatregelen te voorkomen, afgewezen, omdat hij de dienst na 31 jaar niet via de achterdeur wilde verlaten en het vermeende plichtsverzuim niet van dien aard is dat hij na ruim 31 jaar niet meer bij de dienst werkzaam kan zijn. Tenslotte heeft klager aangevoerd, dat het niet aan gaat dat hij voor onbepaalde tijd wordt geschorst, terwijl verweerder reeds een beslissing kan nemen op enige op te leggen disciplinaire maatregel.
1.2
Aan de schorsing is ten grondslag gelegd dat tegen klager een disciplinair onderzoek loopt wegens de verdenking van het plegen van ernstig plichtsverzuim, en dat enkele veiligheidsmedewerkers van de luchthaven (AAA) nog moeten worden gehoord, en dat het niet wenselijk dat klager zijn werkzaamheden hervat, enerzijds omwille van de vertrouwensschade die is opgelopen, en anderzijds omdat de precieze omvang van het plichtsverzuim nog niet vaststaat. Volgens verweerder gaat het om verdenkingen van ernstige feiten waardoor er ernstige twijfels zijn gerezen ten aanzien van de integriteit van klager.
Klager wordt vooralsnog verweten:
- dat hij op 12 juni 2022 vier mannelijk passagiers van Colombiaanse afkomst, die paramilitairen bleken te zijn, heeft binnengelaten terwijl er twijfel bestond over hun verblijfplaats en zij geen geldig retourticket hadden;
- dat hij op diezelfde datum een Colombiaanse vrouw met twee minderjarige kinderen ten onrechte heeft toegelaten wegens humanitaire redenen, terwijl de vrouw eerder 505 dagen overtijd was gebleven;
- dat hij op 13 juni 2022 een mannelijke passagier van Surinaamse afkomst onterecht heeft binnengelaten, ondanks dat die passagier onvoldoende bestedingsgeld bij zich had;
- dat hij, in strijd met beleid/regels/protocol van de luchthaven, de security checkpoint heeft overgeslagen waardoor de handbagage van de 7 passagiers niet werd gecontroleerd;
- dat hij door zo te handelen, een bevorderlijke situatie liet ontstaan van mensenhandel en/of mensensmokkel, en niet heeft gehandeld als een goed ambtenaar betaamt.
Het geschil
2. Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerder in redelijkheid heeft mogen beslissen om klager de ordemaatregel van schorsing op te leggen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
3.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
3.3
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma kan onverminderd het bepaalde in artikel 82 de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
De feiten
4.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij de Inmigracion Aruba in de functie van sectiechef immigratieambtenaar.
4.2
Op 15 juni 2022 heeft de ambtenaar belast met de leiding van Inmigracion Aruba (het diensthoofd), een rapport opgemaakt naar aanleiding van een intern onderzoek tegen klager in verband met de verdenking van het schenden van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) bij het binnenlaten van verschillende personen van niet-Nederlandse nationaliteit. Op diezelfde dag is klager door het diensthoofd de toegang tot de Inmigracion Aruba ontzegd voor de duur van zes weken. De toegangsontzegging is twee keer verlengd, telkens voor de duur van zes weken.
4.3
Bij brief van 1 augustus 2022 heeft het diensthoofd verweerder geadviseerd om ten aanzien van klager een disciplinair onderzoek te starten en voorgesteld hem vervolgens de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen.
4.4
Bij emailbericht van 5 september 2022 heeft de
Departamento Recurso Humano(DRH) de AAA verzocht om medewerking om de werknemers van de AAA die op 12 juni 2022 werkzaam waren, te horen in het kader van het tegen klager lopende disciplinair onderzoek.
4.5
Hierna is de bestreden beschikking genomen.
De beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat de schorsing het karakter heeft van een ordemaatregel die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de ambtenaar niet langer verzekerd zou zijn. De beslissing tot schorsing dient door het gerecht te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden, zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van die beslissing (ex-tunc).
5.2
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vgl. Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
5.3
Bij de vraag of in dit geval voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestond, overweegt de ambtenarenrechter dat de maatregel is genomen in verband met een door verweerder opgestart disciplinair onderzoek naar aanleiding van het vermoeden van door klager gepleegd plichtsverzuim. Klager wordt ervan verdacht -samengevat- dat hij passagiers Aruba heeft binnengelaten in strijd met de bepalingen in het Ltu, en dat hij zich niet heeft gedragen als een goed ambtenaar betaamt. Deze verdenking staat voldoende concreet in het schorsingsbesluit omschreven, zodat schorsing gedurende het disciplinair onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht. Het gerecht laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of die verdenking terecht is.
6. Wat betreft de duur van de schorsing, overweegt het gerecht als volgt.
In de bestreden beschikking is bepaald dat de schorsing ingaat op de dag na dagtekening van het Landsbesluit en duurt tot de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging. Het gerecht stelt voorop dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek.
6.1
In dit geval is gebleken dat klager vanaf 15 juni 2022, derhalve sinds ruim veertien maanden geleden, niet meer op het werk is verschenen vanwege de hem opgelegde toegangsontzeggingen, en dat het diensthoofd reeds bij brief van 1 augustus 2022 heeft verzocht om het disciplinair onderzoek te starten. Dat klager inmiddels ter verantwoording is geroepen, in de zin van artikel 84, eerste lid van de Lma, is niet gebleken. Volgens verweerder dienen medewerkers van AAA nog te worden gehoord en is het disciplinair onderzoek daarom nog niet afgerond. Onduidelijk is echter gebleven of, en zo ja, wanneer dit verhoor zal plaatsvinden. Verder is ook onduidelijk gebleven op welke wijze de tewerkstelling van klager dit eventuele verhoor en het functioneren van de Inmigracion Aruba thans nog zal storen.
6.2
Nu inmiddels ruim een jaar is verstreken sinds de aanvang van het disciplinair onderzoek kan in redelijkheid niet worden volgehouden dat het belang van de dienst vordert dat de schorsing nog langer voortduurt. Het gerecht ziet daarom aanleiding om de bestreden beslissing met toepassing van artikel 85 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak op dit punt te wijzigen en te bepalen dat de schorsing duurt tot drie weken na de datum van deze uitspraak.
7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is.
8. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van klager, tot zover begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het Landsbesluit van 27 oktober 2022 no. 7, [nummer] voor zover het ziet op de duur van de schorsing (punt II);
- bepaalt dat de schorsing zal duren tot uiterlijk drie weken na dagtekening van deze uitspraak, derhalve tot uiterlijk 18 september 2023;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van klager, die tot zover worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van maandag, 21 augustus 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.