In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan in het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder om klager te schorsen en zijn loon in te houden. Klager, die sinds 1 augustus 2003 in overheidsdienst is, werd op 3 februari 2022 in verzekering gesteld en op 11 februari 2022 in bewaring genomen in verband met beschuldigingen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. Op 12 mei 2022 besloot verweerder om klager met toepassing van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) te schorsen en zijn inkomen gedeeltelijk en later volledig in te houden. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat hij op 3 juni 2022 was vrijgesproken van de tenlasteleggingen, wat volgens hem betekende dat er geen reden meer was voor schorsing of inhouding van zijn salaris.
Het gerecht heeft de bestreden beslissing beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel klager was vrijgesproken, dit vonnis nog niet onherroepelijk was en er dus nog steeds sprake was van een strafrechtelijke vervolging. Het gerecht oordeelde dat verweerder in redelijkheid gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om klager te schorsen en zijn inkomen in te houden, gezien de ernst van de beschuldigingen en de impact op de integriteit van de ambtenaar. Echter, na de vrijspraak op 3 juni 2022, was de volledige inhouding van het inkomen niet meer gerechtvaardigd. Het gerecht verklaarde het bezwaar gedeeltelijk gegrond en vernietigde het besluit van verweerder voor zover het de volledige inhouding van het inkomen betrof vanaf 4 juni 2022. Klager kreeg recht op terugbetaling van het ingehouden bedrag voor de periode van 4 tot 14 juni 2022.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een evenwichtige afweging van belangen in gevallen van schorsing en inhouding van salaris van ambtenaren die onder strafrechtelijk onderzoek staan. Het gerecht veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten aan klager, begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.