ECLI:NL:OGAACMB:2023:11

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AUA202201708
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing van het inkomen van een ambtenaar wegens langdurige ziekte en de rechtsgeldigheid van de beslissing tot verlaging van het salaris

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder om haar inkomen aan te passen naar 90% van het volinkomen vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Klaagster, die sinds 30 januari 2020 vrijstelling van dienst wegens ziekte had, was van mening dat de aanpassing van haar bezoldiging in strijd was met de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren. Ze voerde aan dat ze minder dan vierentwintig maanden arbeidsongeschikt was geweest en dat bepaalde dagen niet als arbeidsongeschikte dagen mochten worden meegeteld.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 21 november 2022, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L.A. Hernandis, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia. De rechter heeft vastgesteld dat klaagster vanaf 30 januari 2020 tot 1 december 2021 onafgebroken arbeidsongeschikt was, maar dat haar ziekteverzuim afwisselend 100%, 50% en 25% had bedragen. Het gerecht oordeelde dat klaagster recht had op haar vol inkomen gedurende de arbeidsongeschiktheidsperiode tot 30 januari 2022, en dat de beslissing van verweerder om haar bezoldiging te verlagen naar 90% niet op goede gronden was genomen.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat het beroep van klaagster gegrond was, en het gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd. Tevens werd bepaald dat het gedeeltelijk ingehouden salaris aan klaagster moest worden terugbetaald. De kosten van het geding werden voor verweerder vastgesteld op Afl. 1.400,-. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is geacht te zijn uitgesproken op 6 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2023
Gaza nr. AUA202201708

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 29 april 2022 (de bestreden beschikking), door klaagster ontvangen op 10 mei 2022, heeft verweerder besloten om het inkomen van klaagster met ingang van 30 januari 2022 aan te passen naar reden van 90% van het volinkomen, en het teveel ontvangen inkomen over de periode van 30 en 31 januari 2022 terug te vorderen.
Hiertegen heeft klaagster op 6 juni 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 15 september 2022 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 21 november 2022. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de aanpassing van haar bezoldiging naar reden van 90% en heeft zich hierbij op het standpunt gesteld, dat deze beslissing in strijd is met artikel 31, vierde lid van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren, en dat verweerder daarmee het zorgvuldigheids-, het zekerheids- en het motiveringsbeginsel heeft geschonden.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij minder dan vierentwintig maanden arbeidsongeschikt is geweest, zodat zij aanspraak maakt op haar vol inkomen. Tevens heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de dagen waarop zij voor 50% of 75% arbeidsgeschikt is geweest, niet als volledig arbeidsongeschikte dagen mogen meetellen. Tenslotte heeft klaagster gesteld dat de dagen waarin zij in quarantaine zat vanwege Covid-19, niet als arbeidsongeschikte dagen maar als bijzondere vrijstelling van dienst met behoud van inkomen op grond van artikel 51 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) moeten worden aangemerkt.
1.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat aan klaagster sedert 30 januari 2020 vrijstelling van dienst wegens ziekte is verleend, en dat haar bezoldiging dan ook als gevolg hiervan met ingang van 30 januari 2022, met toepassing van artikel 31, vierde lid, van de Lvvda, aangepast wordt naar reden van 90% van het vol inkomen. Deze korting volgt direct uit de wet. Vanaf 12 augustus 2021 tot en met 28 september 2021 was klaagster voor 50% arbeidsgeschikt. Dit betekent dat zij in die periode niet volledig arbeidsgeschikt was, zodat die dagen ingevolge de wet worden meegeteld als ziektedagen bij het bepalen van de termijn genoemd in voornoemde bepaling. Verweerder is derhalve bevoegd en gehouden om het salaris van klaagster met ingang van 30 januari 2022 met 10% te korten, aldus verweerder.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten de bezoldiging van klaagster aan te passen in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De feiten
3.1
Klaagster is vanaf 1 september 2005 aangesteld als ambtenaar en is werkzaam bij de Dienst Technische Inspecties (DTI).
3.2
Aan klaagster is vanaf 30 januari 2020 vrijstelling van dienst wegens ziekte verleend Uit het overzicht van 29 september 2021 van de Sociale Verzekeringsbank (SVb), overgelegd als productie 5 bij het bezwaarschrift, blijkt dat klaagster in de periode vanaf 30 januari 2020 tot en met 5 juni 2022 arbeidsongeschikt was op de met grijs gemarkeerde dagen:
Startdatum
Einddatum
Verzuimpercentage
31-05-2022
05-06-2022
100,00
06-04-2022
30-05-2022
1,00
04-04-2022
05-04-2022
100,00
26-01-2022
03-04-2022
1,00
20-01-2022
25-01-2022
100,00
14-01-2022
19-01-2022
100,00
10-01-2022
13-01-2022
1,00
05-01-2022
09-01-2022
100,00
04-01-2022
04-01-2022
100,00
01-12-2021
03-01-2022
1,00
15-11-2021
30-11-2021
25,00
26-10-2021
14-11-2021
25,00
25-10-2021
25-10-2021
100,00
18-10-2021
24-10-2021
25,00
04-10-2021
17-10-2021
50,00
30-09-2021
03-10-2021
100,00
29-09-2021
29-09-2021
0,00
25-08-2021
28-09-2021
50,00
12-08-2021
24-08-2021
50,00
03-08-2021
11-08-2021
100,00
29-06-2021
02-08-2021
100,00
17-06-2021
28-06-2021
100,00
05-05-2021
16-06-2021
100,00
08-04-2021
04-05-2021
100,00
08-03-2021
07-04-2021
100,00
19-02-2021
07-03-2021
100,00
12-02-2021
18-02-2021
100,00
29-01-2021
11-02-2021
100,00
04-12-2020
28-01-2021
100,00
03-12-2020
03-12-2020
0,00
02-12-2020
02-12-2020
0,00
02-10-2020
01-12-2020
100,00
11-09-2020
01-10-2020
100,00
28-08-2020
10-09-2020
100,00
30-01-2020
27-08-2020
100,00
3.3
Bij brief van 8 februari 2022 heeft de directeur van de Departamento Recurso Humano (DRH) klaagster bericht dat haar inkomen in verband met de langdurige vrijstelling van dienst wegens ziekte met ingang van 30 januari 2022 aangepast zal worden naar 90%, en dat het te veel ontvangen salaris over de periode van 30 en 31 januari 2022 zal worden teruggevorderd. Hiertegen heeft klaagster bij brief van 1 maart 2022 gericht aan de minister van Algemene Zaken, gereageerd.
3.4
Bij de uitbetaling van de salarissen van maart 2022 tot en met juni 2022 is de bezoldiging van klaagster aangepast naar 90% en is telkens een bedrag van Afl. 93,92 teruggevorderd.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Lvvda heeft de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn dienst uit te oefenen, tot herstel van zijn gezondheid aanspraak op vrijstelling van dienst wegens ziekte.
Ingevolge het tweede lid is de duur van een vrijstelling van dienst wegens ziekte, verlenging daarvan inbegrepen, ten hoogste vier jaren voor een ambtenaar in vaste dienst.
Ingevolge het vierde lid heeft de ambtenaar in vaste dienst gedurende een vrijstelling van dienst wegens ziekte aanspraak op een inkomen naar reden van:
a. zijn vol inkomen gedurende de eerste vierentwintig maanden;
b. 90% van zijn vol inkomen gedurende de daaropvolgende twaalf maanden;
c. 80% van zijn vol inkomen gedurende de resterende maanden.
Ingevolge het vijfde lid wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte voor het bepalen van de in het tweede en vierde lid genoemde termijnen als een voortzetting van de vorige verhindering beschouwd, tenzij die verhindering zich voordoet, nadat ten minste dertig kalenderdagen zijn verstreken, sedert de ambtenaar zijn dienst volledig heeft hervat.
De beoordeling
4.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting stelt het gerecht vast dat klaagster vanaf 30 januari 2020 tot 1 december 2021 onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, zij het dat haar ziekteverzuim afwisselend 100%, 50% en 25% heeft bedragen. Het gerecht gaat ervan uit dat daar waar in het overzicht (zie overzicht in 3.2) aan verzuimpercentage “1,00” staat vermeld, dit betekent dat sprake was van (nagenoeg) volledige arbeidsgeschiktheid. Hierna is klaagster vanaf 4 tot en met 9 en van 14 tot en met 25 januari 2022 weer arbeidsongeschikt geweest.
4.2
Uit het hierboven aangehaalde artikel 31, vierde lid, van de Lvvda vloeit voort dat klaagster aanspraak heeft op een inkomen naar reden van haar vol inkomen gedurende de arbeidsongeschiktheidsperiode van 30 januari 2020 tot 30 januari 2022. Nu de vrijstelling van dienst wegens ziekte van klaagster heeft geduurd tot 1 december 2021, omdat zij vanaf die datum volledig arbeidsgeschikt was, en zij langer dan dertig dagen daarna zich weer heeft ziekgemeld, is voor de toepassing van enige korting op grond van 31, vierde lid, van de Lvvda geen grond.
5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en de bestreden beschikking dient te worden vernietigd. Dit betekent tevens dat de vanaf 30 januari 2022 gedeeltelijk ingehouden bezoldiging, binnen afzienbare tijd aan klaagster dient te worden terugbetaald.
6. Verweerder zal als na te noemen worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het Landsbesluit van 29 april 2022 no. 37, kenmerk [kenmerk];
- verstaat dat het vanaf 30 januari 2022 gedeeltelijk ingehouden salaris binnen afzienbare tijd aan klaagster zal worden terugbetaald;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.